ECLI:NL:RBDHA:2021:15495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
NL21.19081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stelling van asielaanvraag door COA en de vereisten voor adrescontrole

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de buiten behandeling stelling van de asielaanvraag van eiser door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Cubaanse nationaliteit, had op 12 juni 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris stelde de aanvraag buiten behandeling op grond van artikel 30c van de Vreemdelingenwet, omdat eiser volgens het COA met onbekende bestemming zou zijn vertrokken. Eiser's gemachtigde betwistte deze stelling en gaf aan dat eiser nog in Nederland verbleef en contact had met hem.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat eiser een meldplicht had en dat de politie geen adrescontrole had uitgevoerd om het vertrek van eiser vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had kunnen concluderen dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken, aangezien er geen bewijs was dat eiser Nederland had verlaten of zich aan het toezicht had onttrokken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.496,-, die door de staatssecretaris vergoed moeten worden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de bevoegdheid om aanvragen buiten behandeling te stellen en de vereisten voor het uitvoeren van adrescontroles bij vreemdelingen die in opvang verblijven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19081

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Weyden).

ProcesverloopIn het besluit van 30 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Cubaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft op 12 juni 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 1 juli 2021 heeft het aanmeldgehoor met eiser plaatsgevonden.
2.1
Op 24 november 2021 heeft verweerder het voornemen uitgebracht om eisers aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw [1] . Verweerder stelt de aanvraag buiten behandeling omdat uit informatie van het COA [2] is gebleken dat eiser op 10 augustus 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en eiser de beslissing op zijn aanvraag dus niet heeft afgewacht. In het voornemen heeft verweerder eiser de gelegenheid gegeven om uiterlijk 29 november 2021 contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten.
2.2
De gemachtigde van eiser heeft op 29 november 2021 gereageerd op dit voornemen. De gemachtigde stelt dat eiser nog in Nederland is en zich zal melden bij de autoriteiten, maar dat het niet zeker is of dit lukt in de door verweerder gestelde termijn. De gemachtigde heeft verweerder verzocht om hem een langere termijn te gunnen om te reageren op het voornemen. Ook is verzocht om eiser een langere termijn te gunnen zich te melden bij de autoriteiten. De gemachtigde van eiser heeft in zijn reactie bovendien verzocht de stukken uit het dossier van eiser aan hem toe te sturen.
2.3
Verweerder heeft vervolgens op 30 november 2021 het bestreden besluit genomen en de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. Dit omdat eiser zich niet binnen de door verweerder in het voornemen gestelde termijn heeft gemeld bij de autoriteiten.
2.4
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder op 19 december 2021 een screenshot van de MOB [3] -melding van het COA in het dossier geüpload.
Heeft eiser procesbelang bij de behandeling van het beroep?
3. Gelet op de MOB-melding en het feit dat eiser niet ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank ter zitting allereerst beoordeeld of eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] volgt dat procesbelang in beginsel ontbreekt wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft. Dit is anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op de door hem gevraagde bescherming. Ter zitting is desgevraagd gebleken dat de gemachtigde van eiser nog contact heeft met eiser en dat eiser thans in Eindhoven verblijft. Gelet hierop heeft de rechtbank procesbelang aangenomen.
Heeft verweerder eisers aanvraag buiten behandeling kunnen stellen?
4. Eiser voert aan dat verweerder de aanvraag niet buiten behandeling had kunnen stellen. Niet kan worden gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Het enkele gegeven dat COA hem als MOB vertrokken heeft gemeld, is hiervoor onvoldoende. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank legt hierna uit waarom zij tot dat oordeel is gekomen.
Het juridisch kader
4.1
Artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw luidt als volgt:
“Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan buiten behandeling worden gesteld in de zin van artikel 28 van de Procedurerichtlijn, indien:
(…)
c. de vreemdeling is verdwenen of zonder toestemming van Onze Minister is vertrokken en hierover toerekenbaar niet binnen een termijn van twee weken contact heeft opgenomen met de bevoegde autoriteiten.”
4.1
In paragraaf C2/8 van de Vc [5] staat onder het kopje “Buiten behandeling stellen”, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“De IND kan een aanvraag op alle momenten na de indiening daarvan buiten behandeling stellen, indien:
(…)
3. de vreemdeling is verdwenen of zonder toestemming van Onze Minister vertrokken en heeft hierover toerekenbaar niet binnen een termijn van twee weken contact opgenomen met de bevoegde autoriteiten.
(….)
Ad 2 en 3
Bij het beoordelen van de toerekenbaarheid betrekt de IND of de vreemdeling een geldige reden heeft voor het niet verschijnen of zonder toestemming (tijdelijk) vertrekken.
Indien één van bovengenoemde situaties leidt tot de conclusie dat de vreemdeling onvoldoende informatie heeft verstrekt, dan wel dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, wordt de aanvraag in ieder geval buiten behandeling gesteld.”
4.3
Op grond van artikel 54, eerste lid, onder f, van de Vw, kan ten aanzien van vreemdelingen worden voorzien in een verplichting tot periodieke aanmelding.
In artikel 4.51, eerste lid, onder b, van het Vb [6] is bepaald dat de vreemdeling die rechtmatig verblijft als bedoeld in artikel 8, onder f, g, h, of m, van de Vw, tot deze periodieke aanmelding bij de Korpschef is verplicht.
4.4
Op grond van paragraaf A2/10.3.1 van de Vc informeert de Korpschef of de Commandant der KMar [7] deze vreemdeling dat op hem, in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag, een meldplicht (periodieke aanmelding) bij de Korpschef rust. Deze meldplicht moet worden opgelegd door gebruik te maken van het model M117-A.
In paragraaf A2/10.3.3 van de Vc staat dat indien de vreemdeling aan wie een periodieke meldplicht is opgelegd zich twee achtereenvolgende keren niet houdt aan de meldplicht, de Korpschef de vreemdeling vordert om in persoon gegevens te verstrekken over de onttrekking aan de periodieke meldplicht. Als de vreemdeling niet reageert, mag de Korpschef concluderen dat de vreemdeling Nederland heeft verlaten of zich definitief aan het toezicht heeft onttrokken. De Korpschef moet de vreemdeling afmelden in de vreemdelingenadministratie.
4.5
Voor vreemdelingen die in een opvangvoorziening verblijven, laat de Korpschef een adrescontrole door de politie uitvoeren. De politie moet het daadwerkelijke vertrek van de vreemdeling vaststellen. De Korpschef mag concluderen dat de vreemdeling definitief is vertrokken als dat onomstotelijk vast is komen te staan. De Korpschef moet de IND [8] en de DT&V [9] over het (veronderstelde) vertrek van een vreemdeling informeren door middel van een verwijzing in de BVV [10] .
Oordeel rechtbank
5. De rechtbank overweegt dat het buiten behandeling stellen van de aanvraag op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw een bevoegdheid en geen verplichting van verweerder is. Dit betekent echter wel dat verweerder gehouden is om met deze bevoegdheid zorgvuldig om te gaan en goed te motiveren waarom in een specifiek geval van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierin in de situatie van eiser niet is geslaagd. Daarbij is het volgende van belang.
5.1
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het model M117-A niet aanwezig is in het dossier. Uit het dossier kan de rechtbank ook anderszins niet afleiden dat aan eiser een periodieke meldplicht is opgelegd. Ook kan uit het dossier niet worden afgeleid dat eiser als MOB vertrokken is geregistreerd omdat hij zich niet heeft gehouden aan de meldplicht. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat eiser Nederland heeft verlaten of zich aan het toezicht heeft onttrokken, vanwege het niet voldoen aan de meldplicht.
5.2
Eiser is door het COA als MOB vertrokken gemeld omdat hij de opvang heeft verlaten. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting toegelicht dat eiser de opvang heeft verlaten vanwege de kwaliteit van de opvang en uit eigen beweging een woonruimte heeft gezocht. Gelet op het hiervoor uiteengezette juridische kader, betekent eisers vertrek uit de opvang dat de politie een adrescontrole had moeten uitvoeren, en dat de politie het daadwerkelijke vertrek van eiser moest vaststellen. Verweerder heeft niet betwist dat dit niet is gebeurd. Ook volgt uit het dossier niet dat de Korpschef de IND en DT&V over het vertrek van eiser heeft geïnformeerd.
Onder deze omstandigheden kan niet worden gesteld dat eiser is verdwenen of met onbekende bestemming is vertrokken. Daarom had verweerder de aanvraag van eiser niet op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw buiten behandeling mogen stellen.
5.3
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeven de overige gronden geen bespreking meer.
Conclusie
6. De aanvraag is ten onrechte buiten behandeling gesteld. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr.C.H. Gall, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
3.Met onbekende bestemming.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.
7.Koninklijke Marechaussee.
8.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
9.Dienst Terugkeer en Vertrek.
10.Basis Voorziening Vreemdelingen.