Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 27 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 22 november 2022 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn beroep ingesteld nadat de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken, maar de rechtbank concludeert dat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling moest worden genomen door Nederland, omdat een andere lidstaat van de Europese Unie, in dit geval Frankrijk, verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. De beslistermijn voor de asielaanvraag begon op 1 augustus 2023, na het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de beslistermijn is verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22, waardoor de einddatum van de beslistermijn op 1 november 2024 komt te liggen. De rechtbank concludeert dat de maximale beslistermijn, zoals bepaald in de Procedurerichtlijn, niet mag worden overschreden, en dat de beslistermijn op 22 augustus 2024 eindigt.
Aangezien de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, verklaart de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op 4 oktober 2024.