ECLI:NL:RBDHA:2024:16208
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in nareiszaak
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel van nareis. De aanvraag is op 13 juli 2023 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 moet de minister binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag een besluit nemen. De minister heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar na het verstrijken van deze termijn heeft eiseres op 19 januari 2024 een ingebrekestelling ingediend. Aangezien de minister geen besluit heeft genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister alsnog binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Dit is gedaan in het licht van de grote werkdruk bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de noodzaak om rechtsbescherming te bieden aan burgers. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-, voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht en krijgt een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de rol van de rechter in het waarborgen van deze rechtsbescherming. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de termijn voor het nemen van een besluit niet onrealistisch kort mag zijn, maar ook niet onnodig lang, en dat de huidige omstandigheden in nareiszaken een langere termijn rechtvaardigen.