ECLI:NL:RBDHA:2024:16124
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.M. Meijers
- P.J.J. Schaap
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en niet-ontvankelijkheid bezwaar in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier, die was verleend voor verblijf als familie- of gezinslid. De verblijfsvergunning werd ingetrokken door de minister van Asiel en Migratie bij besluit van 11 maart 2024, met terugwerkende kracht vanaf 6 oktober 2023, omdat de gezinsband tussen eiser en zijn referente was verbroken. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar de minister verklaarde dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk, omdat eiser geen gronden had ingediend.
De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser had de gelegenheid om zijn bezwaargronden aan te vullen, maar heeft dit niet gedaan binnen de gestelde termijn. De rechtbank stelt vast dat eiser geen concrete bezwaargronden heeft ingediend en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen had met de post. Hierdoor kon de rechtbank niet ingaan op de inhoudelijke gronden van het terugkeerbesluit.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is en dat het besluit van de minister in stand blijft. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.