In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een defensiemedewerker behandeld. De verzoeker, een sergeant bij defensie, is ontslagen wegens wangedrag, specifiek het gebruik van cocaïne. De voorzieningenrechter oordeelt dat de werkgever, de staatssecretaris van Defensie, in beginsel het ontslag heeft kunnen verlenen op basis van de positieve speekseltest voor cocaïne. Echter, de voorzieningenrechter wijst op de noodzaak van aanvullend onderzoek naar de evenredigheid van het ontslag, gezien de alcoholproblematiek van de verzoeker, die al jaren bekend is bij de werkgever. De verzoeker heeft meerdere keren om hulp gevraagd, maar er is onvoldoende adequaat gereageerd door de werkgever. De voorzieningenrechter concludeert dat het ontslagbesluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Dit betekent dat het ontslag wordt opgeschort tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De werkgever moet ook het griffierecht en proceskosten vergoeden aan de verzoeker.