Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[minderjarige 1],
[minderjarige 2]en
[minderjarige 3]
Rechtbank Den Haag
Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, een minderjarige met drie kinderen, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres had haar aanvraag op 27 juni 2023 ingediend, en de minister had tot 25 december 2023 de tijd om te beslissen. Aangezien er geen besluit was genomen, heeft eiseres de minister op 11 januari 2024 in gebreke gesteld en op 20 maart 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de minister niet tijdig had beslist.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Indien de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres heeft recht op € 1.442 aan verbeurde bestuurlijke dwangsommen, en de rechtbank heeft de minister ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en eerdere uitspraken van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.