ECLI:NL:RBDHA:2024:15849
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.C.M.E. Schijvenaars, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres had haar aanvraag op 27 september 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 een beslistermijn van 90 dagen, die verlengd was met drie maanden, wat betekende dat er uiterlijk op 26 maart 2024 een besluit genomen had moeten worden. Aangezien er geen besluit was genomen, heeft eiseres de minister op 7 mei 2024 in gebreke gesteld en op 28 mei 2024 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen.
De rechtbank heeft eiseres vrijgesteld van griffierecht en heeft geoordeeld dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiseres moet betalen, en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.