ECLI:NL:RBDHA:2024:15847
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. Eiser had zijn aanvraag op 10 november 2023 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende de minister binnen 90 dagen te beslissen. De minister had de beslistermijn verlengd, maar heeft uiteindelijk geen besluit genomen, waardoor de termijn op 8 mei 2024 verstreek zonder dat er een beslissing was genomen. Eiser heeft de minister op 12 mei 2024 in gebreke gesteld en op 3 juni 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was volgens de wet.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser is ook in de proceskosten van € 437,50 vergoed, omdat de rechtbank van oordeel was dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing was, gezien de aard van het beroep.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.