ECLI:NL:RBDHA:2024:15844
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor drie personen. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is als verweerder betrokken. De rechtbank heeft op 30 september 2024 uitspraak gedaan, waarbij het beroep gegrond is verklaard. Eiser had zijn aanvraag op 2 augustus 2023 ingediend, en de verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was echter verlengd met drie maanden, waardoor de deadline op 31 januari 2024 viel. Aangezien er geen besluit was genomen, heeft eiser op 1 maart 2024 verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 4 juli 2024 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep tijdig was ingediend en dat het kennelijk gegrond was.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en dat hij een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 437,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 187 moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.