Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Soedanese asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. C.J. Ohrtmann, waarin hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 21 augustus 2024 is staande gehouden in een internationale trein en niet in het bezit was van geldige documenten. Eiser heeft aangevoerd dat hij rechtmatig in Nederland was, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, gezien de toepassing van de Dublinverordening en het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank heeft ook het verzoek tot wraking dat tijdens de zitting was ingediend, afgewezen. De zitting is voortgezet op 25 september 2024, waarbij de rechtbank oordeelde dat de termijn voor het voortzetten van het onderzoek niet was overschreden. Eiser heeft verder betoogd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden dit niet toelieten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de conclusie dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en voldoende gemotiveerd.