Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25519
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Kortrijk, heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist, waarbij de wettelijke termijn van 90 dagen voor het nemen van een besluit is overschreden. Eiseres heeft de minister op 31 mei 2024 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 21 juni 2024 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan op 30 september 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt.