ECLI:NL:RBDHA:2024:15784

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.17060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verlening reguliere verblijfsvergunning aan Russische eiseres

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres, geboren in 1942 en van Russische nationaliteit, heeft op 16 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 22 maart 2024 de asielaanvraag afgewezen, maar heeft eiseres wel een reguliere verblijfsvergunning verleend voor verblijf bij haar dochter in Nederland. Eiseres is in beroep gegaan tegen deze afwijzing, stellende dat zij niet veilig is in haar woonplaats Brjansk, Rusland, vanwege bombardementen in het kader van het gewapende conflict tussen Rusland en Oekraïne. De rechtbank heeft de zaak op 21 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar dochter aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar beroep, omdat de verleende reguliere verblijfsvergunning haar niet in een materieel gunstigere rechtspositie kan brengen dan de asielvergunning die zij wenst. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijk oordeel over de beroepsgronden wordt gegeven. De uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17060

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Heida),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag.
1.1
Eiseres heeft op 16 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 maart 2024 de asielaanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Met ditzelfde besluit (bestreden besluit) is ook een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam]’ verleend aan eiseres.
1.3
Eiseres is tegen het bestreden besluit in beroep gegaan bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar dochter, de gemachtigde van eiseres, A.M.J. de Wit als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1942 en heeft de Russische nationaliteit. Eiseres heeft in het verleden meerdere malen Nederland bezocht vanwege familiebezoek aan haar dochter. In maart 2022 is zij met een visum via Istanbul naar Nederland gereisd. Na afloop van dit visum heeft eiseres in mei 2022 asiel aangevraagd, omdat zij niet meer wil terugkeren naar haar woonplaats Brjansk in Rusland. Eiseres stelt dat zij daar niet veilig is, omdat daar momenteel bombardementen plaatsvinden vanwege het gewapende conflict tussen Rusland en Oekraïne. Vanwege haar hoge leeftijd is zij hulpbehoevend en kan zij zichzelf niet verzorgen of in veiligheid brengen als er in haar omgeving gevaar dreigt.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
3.1
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht, omdat zij deze heeft onderbouwd met een echt bevonden paspoort.
3.2
De asielaanvraag is door verweerder afgewezen, omdat in de eerste plaats niet is gebleken dat eiseres gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Het enkele feit dat eiseres afkomstig is uit Rusland is onvoldoende om vluchtelingschap aan te nemen en bovendien heeft eiseres niet te kennen gegeven dat zij in Rusland problemen heeft ondervonden vanwege haar ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging.
3.3
Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Rusland een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [1] loopt. Zowel in het algemeen in Rusland, als in het gebied waar eiseres vandaan komt (Brjansk), is namelijk geen sprake van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn (afgekort: Kri) [2] . Verweerder verwijst hiervoor naar het landenbeleid [3] voor de Russische Federatie en het algemene beleid [4] ten aanzien van artikel 15c Kri.
3.4
Nu eiseres niet aannemelijk gemaakt heeft dat zij bij eerdere bombardementen persoonlijk gevaar liep of anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat zij risico loopt om slachtoffer te worden van (willekeurig) geweld, al dan niet in het kader van het gewapend conflict tussen Rusland en Oekraïne, komt zij ook niet in aanmerking voor een subsidiaire beschermingsstatus vanwege artikel 3 van het EVRM.
3.5
Hoewel eiseres geen asielvergunning heeft gekregen, is aan haar bij het bestreden besluit wel een reguliere verblijfsvergunning [5] voor bepaalde tijd verleend vanwege het recht op familieleven met haar dochter (referente) in Nederland. Deze verblijfsvergunning is verleend voor de duur van 5 jaar en is geldig tot en met 16 mei 2027.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe in beroep de volgende gronden aan.
4.1
Ten eerste heeft verweerder de situatie in Rusland en de regio Brjansk waar eiseres woont ten onrechte niet als relevant element van het asielrelaas aangemerkt. Dit onderdeel van het asielrelaas van eiseres raakt namelijk wel degelijk aan onmenselijke behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM, nu eiseres vreest om slachtoffer te worden van bombardementen. Dat eiseres stelt dat zij geen incidenten heeft meegemaakt, maakt daarbij nog niet dat dit niet als relevant element moet worden aangemerkt.
4.2
Ten tweede heeft verweerder miskend dat er sprake is van willekeurig geweld in de regio Brjansk. Uit verschillende bronnen die in deze procedure zijn ingebracht blijkt namelijk dat sprake is van regelmatige gevechtshandelingen in Brjansk. Zo volgt uit Russian War Assessment en bronnen van Vluchtelingenwerk dat er in december, februari en maart 2024 drone aanvallen hebben plaatsgevonden in deze regio. Uit een artikel van de Moscow Times blijkt ook dat er een moeder en een kind zijn omgekomen bij een aanval en dat er Russische soldaten omkomen bij gevechten in de grensstreek.
4.3
Daarbij heeft verweerder miskend dat eiseres een hogere kans heeft om slachtoffer te worden, nu zij lichamelijk niet meer in staat is om zichzelf in veiligheid te brengen. Zij kan geen trap meer lopen en zal niet veilig naar de schuilkelder in haar flat kunnen komen. Bovendien is door verweerder miskend dat eiseres in de buurt van een militaire fabriek woont, hetgeen een serieus doelwit voor bombardementen of drone aanvallen betreft. Met de tegenwerping dat eiseres de afgelopen jaren in de mogelijkheid was om naar Nederland te reizen heeft verweerder miskend dat haar gezondheidssituatie in de tussentijd achteruit gegaan is en dat eiseres tijdens die reis toen geholpen werd door haar dochter en kleindochter. Bij een noodsituatie heeft eiseres niemand die haar kan helpen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
5. Voordat de rechtbank toekomt aan een eventueel inhoudelijk oordeel over dit beroep dient eerst ambtshalve vastgesteld te worden of er sprake is van procesbelang.
5.1
Wanneer een vreemdeling reeds rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning regulier, volgt uit vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter dat procesbelang in beginsel gegeven is, als de te verlenen verblijfsvergunning andere rechtsgevolgen of een eerdere ingangsdatum heeft dan de reeds verleende vergunning én die vreemdeling daardoor in een materieel gunstigere rechtspositie zou kunnen geraken. [6]
5.2
Vaststaat dat eiseres met ingang van 16 mei 2022 voor de duur van vijf jaar in het bezit gesteld is van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’. Nu de door eiseres gewenste verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ook voor maximaal vijf jaar verleend kan worden en ook op zijn vroegst per 16 mei 2022 (datum asielaanvraag) ingewilligd zou kunnen worden, stelt de rechtbank vast dat eiseres in zoverre geen procesbelang heeft bij haar beroep, nu eiseres daarmee ten aanzien van de ingangsdatum, de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning en de mogelijkheden om te naturaliseren niet in een gunstigere rechtspositie kan komen dan zij al heeft verkregen met haar huidige reguliere verblijfsvergunning. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
5.3
Voor het oordeel dat eiseres desondanks nog belang heeft bij de beoordeling van haar beroep bestaat geen grond. Hoewel het juist is dat een verblijfsvergunning asiel een zelfstandig en individueel gebonden verblijfsrecht betreft dat niet afhankelijk is van een bij de wet nader bepaald verblijfsdoel (de zogenoemde beperking), maakt de enkele omstandigheid dat een reguliere verblijfsvergunning wél aan een verblijfsbeperking is onderworpen nog niet dat het procesbelang daarmee is gegeven. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting gesteld dat referente de mantelzorg voor haar moeder draagt, dat referente deze zorgtaak als zwaar ervaart en dat zij niet weet hoelang zij die taak nog zonder hulp van professionele derden kan volhouden. Dat in de toekomst mogelijk niet langer kan worden voldaan aan de verblijfsbeperking is echter een onzekere toekomstige gebeurtenis, waaraan op dit moment nog geen procesbelang kan worden ontleend. [7] Overigens staat het ook niet vast dat het enkele onvrijwillige en vanwege medische redenen verbreken van de samenwoning tussen eiseres en referente voor verweerder aanleiding zal zijn de huidige verblijfsvergunning in te trekken, omdat strikt genomen niet meer wordt voldaan aan de verblijfsbeperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijk oordeel over eiseres haar beroepsgronden.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Richtlijn 2003/65/EG van de Raad van 29 april 2004.
3.Paragraaf C7/29.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Paragraaf C2/3.3.3 van de Vc.
5.Grondslag hiervoor is artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e Vw, samengelezen met artikel 3.6a, eerste lid en artikel 3.6ba, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6.Zie o.a. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1611, rechtsoverweging 3.2.
7.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 27 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN9222.