ECLI:NL:RBDHA:2024:15730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL23.18829 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van minderjarige eiser met psychische problematiek

In deze tussenuitspraak heeft de Rechtbank Den Haag zich gebogen over de asielaanvraag van een minderjarige eiser, geboren in Sierra Leone, die momenteel rechtmatig verblijf heeft. Eiser heeft op 5 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 2 juni 2023 door de Minister van Asiel en Migratie is afgewezen. De rechtbank heeft besloten om het beroep van eiser op 22 november 2024 inhoudelijk te behandelen, maar heeft in de tussentijd een belangrijke beslissing genomen met betrekking tot de gesprekken die de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) met eiser voerde over zijn mogelijke terugkeer naar Sierra Leone.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gesprekken met DT&V ernstige psychische gevolgen hebben voor eiser, die lijdt aan PTSS en depressie. De behandelend psycholoog heeft aangegeven dat de gesprekken schadelijk zijn voor de mentale gezondheid van eiser en dat deze onmiddellijk moeten worden gestaakt. De rechtbank heeft daarom bepaald dat DT&V zich moet onthouden van verdere gesprekken met eiser over zijn opvang en terugkeer totdat de rechtbank een einduitspraak heeft gedaan. Dit besluit is genomen zonder partijen de gelegenheid te geven om hun standpunt in te nemen, gezien de urgentie en de ernst van de situatie van eiser.

De rechtbank benadrukt dat het essentieel is dat eiser niet gedwongen kan worden om met DT&V contact te hebben of gesprekken aan te gaan, en dat hij recht heeft op een zorgvuldige behandeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en zal de zaak op 22 november 2024 inhoudelijk behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18829 T

tussenuitspraak van de rechtbank in de zaak tussen

[eiser], geboren op [geboortedatum] 2006 in Sierra Leone,

V-nummer: [V-nummer], eiser,
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 5 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Bij besluit van 2 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft heden bepaald dat de behandeling van het beroep zal plaatsvinden op 22 november 2024. De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken en ziet aanleiding om het onderzoek te openen en een tussenuitspraak te doen.

Overwegingen

1. Eiser is thans minderjarig. Verweerder heeft in zijn besluit overwogen dat hij eiser niet in aanmerking brengt voor een asielvergunning, maar nog geen terugkeerbesluit neemt.
2. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 14 januari 2021 de zaak TQ (C-441/19, ECLI:EU:C:2021:9) dient verweerder, alvorens te kunnen beslissen of aan eiser een terugkeerbesluit moet worden opgelegd, te onderzoeken of in Sierra Leone opvangvoorzieningen -die adequaat voor eiser zijn- beschikbaar zijn in het geval eiser zou moeten terugkeren naar zijn land van herkomst.
3. Eiser heeft de voorzieningenrechter niet verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit ligt ook niet in de rede omdat eiser thans rechtmatig verblijf heeft gedurende het onderzoek naar adequate opvang en omdat aan eiser uitstel van vertrek is verleend vanwege zijn medische conditie.
4. De rechtbank is niet in staat om het door eiser op 28 juni 2023 ingestelde beroep eerder dan op 22 november 2024 ter zitting te behandelen. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de gegrondheid van het beroep van eiser zonder partijen eerst op zitting te horen. De rechtbank overweegt dat het onderzoek op zitting een essentiële fase in de asielprocedure is. Niet alleen is de rechtbank tijdens de zitting in staat om zich nader te vergewissen van de standpunten van beide partijen, om de informatie te vergaren om uitspraak te kunnen doen en om zo nodig hiertoe ambtshalve en op tegenspraak het refoulementrisico nader te onderzoeken. De behandeling ter zitting is bovendien en nog belangrijker, de fase in de beroepsprocedure waarin eiser het recht om gehoord te worden op zijn asielaanvraag kan effectueren ten overstaan van de rechter in plaats van “op papier”.
5. De rechtbank heeft heden kennis genomen van de inhoud van het dossier en ziet evenwel aanleiding om thans het onderzoek reeds te openen en een tussenuitspraak te doen en doet dit, gelet op de onverwijlde spoed en gelet op de bijzondere ernst van de psychische problemen van eiser, zonder partijen in de gelegenheid te stellen om hierover een standpunt in te nemen.
6. Eiser heeft in deze procedure meerdere medische stukken overgelegd. Uit het dossier leidt de rechtbank ook af dat verweerder bij besluit van 9 april 2024 aan eiser uitstel van vertrek heeft verleend op grond van een BMA-advies.
7. Eiser stelt zich in de onderhavige procedure onder meer op het standpunt dat de vertrekgesprekken die nu met eiser worden gevoerd om te onderzoeken of sprake is van adequate opvang, gekwalificeerd moeten worden als in strijd met artikel 5 Terugkeerrichtlijn, artikel 3 EVRM en artikel 4 Handvest van de Grondrechten. Eiser heeft hiertoe gewezen op de verslagen van de vertrekgesprekken waarin is vermeld dat de behandelend psycholoog eiser niet in staat acht om de vertrekgesprekken aan te gaan en het onethisch acht om over vertrek naar zijn land van herkomst te spreken omdat eiser voor trauma’s die daarmee verband houden onder behandeling staat. In de verslaglegging is verder vermeld dat het moeten voeren van vertrekgesprekken eiser medisch schaadt en een gevaar is voor zijn gezondheid. De behandelend psycholoog geeft aan dat de vertrekgesprekken de psychische problematiek van eiser verergeren. In de zienswijze van 9 augustus 2024 in de onderhavige procedure heeft eiser ter onderbouwing hiervan gewezen op de (overgelegde) brief van de psycholoog van 19 juli 2024 die aan de voogd van eiser is gericht. De inhoud van deze brief luid als volgt:
(…)
Als behandelaar van [xxx] deel ik graag mijn zorgen met je met betrekking tot de gesprekken tussen hem en DT&V. Wij raden met klem af om deze voort te zetten. Het gaat momenteel (en al langere tijd) niet goed met betrokkene. Wij hebben PTSS en depressie geclassificeerd. Wij zijn aanwezig geweest bij een gesprek met DT&V en observeren dat zijn toestandsbeeld sindsdien sterk is verslechterd. De klachten (w.o. somberheid, uitzichtloosheid, wanhoop, angsten, dissociatie, herbelevingen, gevoel dat er iemand is die alles kan horen en hem kwaad wil doen) van [xxx] zijn verder toegenomen, waardoor hij meerdere malen met spoed door een arts is gezien. De psychotische symptomen en suïcidale ideaties zijn sinds de gesprekken met DT&V in de afgelopen maanden toegenomen in ernst en frequentie. In onze behandelgesprekken rapporteerde hij daar (bijna) dagelijks last van te hebben, en op sommige dagen heeft hij hier het grootste deel van de dag last van.
Betrokkene is sinds de gesprekken met DT&V sterk belemmerd in zijn dagelijks functioneren, de gesprekken lijken zijn mentaal welzijn sterk negatief te beïnvloeden: er is bijvoorbeeld veel vaker sprake geweest van schoolverzuim en hele dagen op zijn kamer zitten/in bed liggen waarbij hij niet aanspreekbaar is. Zijn dag/nachtritme is verder verstoord geraakt waarbij basiszelfzorg, zoals bijvoorbeeld het verzorgen en eten van maaltijden op vaste momenten, uit bed komen, aankleden, naar buiten gaan, en contact hebben met andere mensen verder in het geding is geraakt. Zijn insulten, die zeer ontwrichtend zijn en zijn dagelijks functioneren nog verder belemmeren, zijn in frequentie en ernst zeer toegenomen. Voor de informatie over het onderzoek naar deze insulten verwijzen wij u naar de behandelaar van betrokkene bij SEIN.
Wij zien een zeer kwetsbare jongen die over onvoldoende steunsysteem en gezonde coping strategieën beschikt om om te gaan met de veelheid aan stressoren waarmee hij al geruime tijd geconfronteerd wordt. De gesprekken over terugkeer in combinatie met een asielprocedure die nog loopt, geeft voortdurende stress en verwarring. Hij beschikt naar onze mening niet over voldoende veerkracht om bovenop de stress die hij al ervaarde, ook nog met deze extra stress om te gaan.
De toenemende onzekerheid over zijn toekomst sinds de gesprekken met DT&V, en de verwarring over de parallel lopende trajecten van de nog niet afgeronde procedure, lijken de klachten in stand te houden en behandeling (zowel psychologisch als medicamenteus) in de weg te staan. De noodzaak die betrokkene ervaart om voortdurend alert te zijn, maakt dat hij geen (slaap)medicatie accepteert. Door de toename in klachten is behandeling van de PTSS en depressie onmogelijk gebleken. Het lukte [xxx] vaak niet meer naar de afspraken te komen. Wanneer hem dit wel lukte, was het onderwerp van gesprek met name het omgaan met de stress die client in toenemende mate ervaarde over zorgen om zijn toekomst, zoals bijvoorbeeld de na de gesprekken met DT&V toenemende onzekerheid rondom zijn verblijfsprocedure en zijn angst voor terugkeer. Hierdoor hebben de behandelgesprekken in de periode na de gesprekken met DT&V zich enkel kunnen richten op (her)stabilisatie, en zijn we niet toegekomen aan de traumabehandeling, die volgens ons nodig is om de eerder beschreven klachten te verminderen.
Vanuit ons oogpunt als hulpverleners raden wij dan ook met klem af om de gesprekken met DT&V voort te zetten, zo lang er nog geen uitsluitsel bestaat over zijn asielaanvraag. Wij denken dat een voortzetting van de gesprekken de mentale en fysieke gezondheid van [xxx] in gevaar brengt.
(…)
8. De rechtbank overweegt dat het, gelet op de inhoud van deze brief en de door de gemachtigde van eiser gegeven nadere toelichting op de vertrekgesprekken, evident is dat deze gesprekken met onmiddellijke ingang moeten worden gestaakt. DT&V is weliswaar gehouden om voortvarend te onderzoeken of sprake is van adequate opvang in het land van herkomst, maar een dergelijk onderzoek mag
nimmertot medische of andere schade leiden voor de betrokken minderjarige vreemdeling. DT&V had dit moeten onderkennen en in hun nota simpelweg kunnen vermelden dat het onderzoek naar adequate opvang wordt opgeschort totdat de rechtbank uitspraak doet over de beslissing van verweerder dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning.
9. De rechtbank ziet vanwege de ernst van de medische en psychische gevolgen van de gesprekken over een mogelijk vertrek voor eiser geen mogelijkheid om partijen een nader standpunt hierover te vragen en ziet overigens ook geen aanleiding om dit te doen omdat de inhoud en strekking van de recente brief van de behandeld psycholoog duidelijk zijn. De rechtbank acht het dan ook noodzakelijk om onverwijld na kennisname van het dossier bij wijze van tussenuitspraak te bepalen dat DT&V zich onthoudt van het benaderen van eiser totdat de rechtbank (eind)uitspraak doet op het beroep. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 juli 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:10894) en de mondeling getroffen ordemaatregel van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 3 november 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:16602).
10. Voor de duidelijkheid voor eiser zal de rechtbank ook uitdrukkelijk bepalen dat eiser geen enkele medewerking hoeft te verlenen aan het onderzoek naar adequate opvang en ook geen enkele medewerking hoeft te verlenen aan gesprekken met DT&V totdat de rechtbank zijn beroep inhoudelijk heeft behandeld en uitspraak heeft gedaan over de vraag of verweerder hem een verblijfsvergunning moet verlenen. Omdat de rechtbank dit aldus beslist, hoeft eiser zich ook geen zorgen te maken of dit gevolgen heeft voor zijn mogelijke aanspraken op een zogenoemde “buiten schuld-vergunning”. De rechtbank merkt hierbij op dat eiser ten tijde van deze uitspraak minderjarig is en voordat de rechtbank het beroep zal behandelen meerderjarig wordt. De rechtbank overweegt – om alle mogelijke onduidelijkheid over de strekking en reikwijdte van deze uitspraak te voorkomen – dat ook nadat eiser 18 jaar is geworden, de DT&V geen contact mag opnemen met eiser en eiser niet verplicht is om contact met DT&V aan te gaan totdat de rechtbank (eind)uitspraak doet in deze procedure.
11. De rechtbank zal het beroep op 22 november 2024 inhoudelijk behandelen en houdt iedere verdere beslissing aan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verbiedt de DT&V om gesprekken aan te gaan met eiser over adequate opvang en over een mogelijke terugkeer naar Sierra Leone totdat de rechtbank (eind)uitspraak heeft gedaan;
  • bepaalt dat eiser niet verplicht is om met DT&V contact te hebben en/of zelf aan te gaan totdat de rechtbank (eind)uitspraak heeft gedaan;
  • zal het beroep inhoudelijk ter zitting behandelen op 22 november 2024;
  • houdt ieder verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 1 oktober 2024
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Hoger beroep kan worden ingesteld gelijktijdig met het hoger beroep tegen de einduitspraak.