ECLI:NL:RBDHA:2024:10894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
NL22.24865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag en overdracht aan Polen met betrekking tot medische en psychische conditie van eiser

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 juli 2024, wordt de zaak behandeld van een eiser die asiel heeft aangevraagd in Nederland en wiens aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling is genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de inhoudelijke behandeling. De rechtbank heeft de zaak op 9 juli 2024 behandeld en heeft besloten het onderzoek te heropenen. De rechtbank verwijst naar het arrest X van het Hof van 29 februari 2024, waarin wordt benadrukt dat de overdracht aan een andere lidstaat niet automatisch leidt tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank stelt vast dat er indicaties zijn dat de eiser mogelijk kampt met ernstige mentale problemen, wat de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de overdracht aan Polen onderstreept. De rechtbank verzoekt de gemachtigde van eiser om nadere informatie over te leggen en verbiedt de DT&V om gesprekken met eiser over de overdracht te voeren totdat er een einduitspraak is gedaan. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24865 T

Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

geboren op [geboortedatum] 1998, van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. R.A.J. van der Leeuw),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.J.M.F.P. Wouters).

Procesverloop

Eiser heeft op 17 juni 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2022 (het bestreden besluit) niet in behandeling genomen omdat verweerder Polen verantwoordelijk acht voor de inhoudelijke behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij bericht van 12 juli 2024 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat het onderzoek wordt heropend en de rechtbank een tussenuitspraak zal doen.

Overwegingen

1. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 8 december 2021 in Polen een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Om die reden heeft verweerder op 13 juli 2022 bij de autoriteiten van Polen een verzoek om terugname gedaan. De Poolse autoriteiten hebben dit verzoek op 20 juli 2022 geaccepteerd zodat een claimakkoord tot stand is gekomen. Verweerder wil eiser op grond van dit claimakkoord overdragen aan Polen.
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat het bestreden besluit foutief, onzorgvuldig en onvoldoende is gemotiveerd. Zo gaat verweerder niet (of nauwelijks) in op het feit dat eiser (concreet) bewijs heeft geleverd voor hetgeen hij over zijn situatie in Polen heeft verklaard. Hij heeft geen intentie gehad om in Polen een asielverzoek in te dienen. Eiser heeft foto’s en filmmateriaal waarop hij (deels) zelf te zien is. Verweerder noemt dit niet in het bestreden besluit. Eiser heeft hiermee echter bewijs ten aanzien van een behandeling strijdig met artikel 3 EVRM en artikel 4 Handvest. Een overdracht aan Polen zal leiden tot een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Eiser voegt een document toe met betrekking tot zijn detentie in Polen. Eiser voert verder aan dat verweerder ten aanzien van Polen niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel gelet op de ontwikkelingen aangaande de Poolse rechtstaat. Eiser begrijpt niet hoe het door hem overgelegde beeldmateriaal, over protesten bij detentielocaties, en de nieuwsartikelen die hij heeft ingebracht, zijn beoordeeld. Eiser is gedurende langere tijd gedetineerd geweest, terwijl hij een asielverzoek zou hebben ingediend. Detentie kan niet worden gekwalificeerd als een reguliere en/of geaccepteerde wijze om voor opvang van migranten zorg te dragen. Het had op de weg van verweerder gelegen om de individuele omstandigheden van eiser te beoordelen in combinatie met de overgelegde objectieve broninformatie. In Polen is sprake van structurele tekortkomingen in de asielprocedure, zodat van een overdracht aan Polen moet worden afgezien.
3. De rechtbank zal een tussenuitspraak doen en motiveert dit als volgt.
4. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar het arrest X van het Hof van 29 februari 2024 (ECLI:EU:C:2024:195) en de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:4267) in dit kader allereerst dat praktijken van stelselmatige pushbacks en onrechtmatige detentie van derdelanders aan de buitengrenzen van een lidstaat niet reeds in de weg staan aan overdracht en ook niet reeds afdoen aan het uitgangspunt dat verweerder ook ten aanzien van een lidstaat die op deze wijze stelselmatig en langdurig mensenrechten schendt, mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
5. Het Hof heeft uiteengezet dat bij de rechtmatigheidsbeoordeling van een overdrachtsbesluit de situatie die voor de betreffende Dublinclaimant zal ontstaan ná een mogelijke overdracht moet worden beoordeeld. Het Hof heeft in het arrest X dus verduidelijkt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel het uitgangpunt is en het interstatelijk vertrouwen de risicotaxatie beheerst die moet worden verricht om te beoordelen of een overdracht kan plaatsvinden. Dit betekent dat verweerder er, ondanks dat uit objectieve informatie zou blijken dat een lidstaat reeds meerdere jaren systematisch de grondrechten van derdelanders schendt door zich schuldig te maken aan pushbacks aan de buitengrenzen en derdelanders die deze lidstaat niet rechtmatig inreizen onrechtmatig te detineren, niet reeds daarom hoeft aan te nemen dat eiser – ná overdracht aan die lidstaat in het kader van de Dublinverordening – opnieuw in eenzelfde situatie komt te verkeren.
6. De rechtbank overweegt dat het Hof in het kader van de bewijslastverdeling in het arrest X, verkort weergegeven, heeft uitgelegd dat de lidstaten in voorkomend geval – naast het beoordelen van de door betrokkene afgelegde verklaringen, de specifiek overgelegde informatie en het meewerken aan de vaststelling van de feiten en de risicotaxatie – ook op eigen initiatief moet nagaan of sprake is van relevante informatie met betrekking tot mogelijke structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor personen die in de verantwoordelijke lidstaat om internationale bescherming verzoeken (paragraaf 77 en 78 van arrest X). De rechtbank neemt, net als de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch in haar uitspraak van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:4267) een – onder omstandigheden – nadere/verderstrekkende vergewisplicht voor verweerder aan.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder na het arrest geen aanvullende besluiten heeft genomen en geen verweerschrift heeft uitgebracht waarin hij blijk geeft dat hij zich - inmiddels en anders dan voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit - uit eigen beweging nader heeft vergewist of uit algemene informatie indicaties blijken dat eiser na overdracht een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie die voortvloeit uit systeemfouten in de asielprocedure en/of asielopvang en welke situatie de Jawo-drempel van zwaarwegendheid haalt. Dit had ten aanzien van Polen wel gemoeten. Verweerder heeft ter zitting, ten onrechte, mondeling aangegeven dat het allereerst aan de vreemdeling is om het interstatelijk vertrouwensbeginsel te weerleggen en dat verweerder aan de hand van de argumenten van de vreemdeling nader onderzoek zal verrichten. Verweerder stelt zich hierbij overigens ten onrechte op het standpunt dat voor zover hij dit nadere onderzoek wel verricht, hij hiervan in zijn motivering geen blijk hoeft te geven als hij zich op grond van dit onderzoek op het standpunt stelt dat hij bevoegd is om de vreemdeling over te dragen. De rechtbank overweegt dat indien verweerder niet motiveert dat hij uit eigen beweging onderzoek heeft verricht op grond van algemene informatie, de rechtbank dit ook niet kan vaststellen en dus niet kan betrekken bij de rechtmatigheidsbeoordeling van het overdrachtsbesluit.
8. Het besluit komt gelet op het bovenstaande voor vernietiging in aanmerking omdat uit het besluit niet blijkt dat verweerder uit eigen beweging heeft onderzocht of eiser een reëel risico loopt om na overdracht te worden onderworpen aan een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie die voortvloeit uit systeemfouten in de asielprocedure en/of asielopvang en welke situatie de Jawo-drempel van zwaarwegendheid haalt. Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat het besluit zorgvuldig is voorbereid. De rechtbank kan wel vaststellend dat het besluit niet draagkrachtig en deugdelijk is gemotiveerd.
9. De rechtbank zal ondanks dat duidelijk is dat het besluit wordt vernietigd, nog geen einduitspraak doen omdat de refoulementsbeoordeling een ander aspect omvat dat naar het oordeel van de rechtbank een nadere beoordeling vereist.
10. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd en heeft geen beroepsgrond aangevoerd die betrekking heeft op zijn medische omstandigheden. Eiser heeft wel verklaard over de wijze waarop hij in Polen is bejegend en is mishandeld en over de periodes van detentie en de detentieomstandigheden. Op de simpele en basale vraag aan eiser ter zitting hoe het met hem gaat heeft eiser onder meer verklaard dat “de gebeurtenissen” in Polen aanzienlijke gevolgen hebben voor zijn psychische gesteldheid. Eiser heeft ter zitting uitgebreid verklaard over hoofdpijnen en het niet kunnen slapen. Eiser heeft ook verklaard dat hij ’s nachts af en toe wakker wordt en dan onbewust wordt van zijn gedragingen. Eiser heeft als voorbeeld verteld dat hij wel eens ’s nachts is aangetroffen op de snelweg en uiteindelijk door de beveiliging van het AZC weer naar de opvanglocatie is gebracht. Eiser heeft toegelicht geen enkele herinnering te hebben aan dit incident. Omdat eiser vaker dit gedrag vertoont is, zo heeft eiser verteld, met de kamergenoten van eiser op de opvanglocatie de afspraak gemaakt dat zij hem ’s nachts in de gaten houden. Eiser heeft verder verteld dat zijn casemanager en ook de andere medewerkers extra aandacht aan hem besteden en extra zorg verlenen. Eiser heeft eerst in een kleinere noodopvang-locatie verbleven en op beide locaties is deze extra zorg voor eiser betracht. Eiser heeft op vragen van de rechtbank of hij weet dat hij professionele hulp kan vragen en krijgen voor het behandelen van mogelijk psychische problemen, verteld dat hij reeds onder behandeling staat. Hij is op advies van de psycholoog gestopt met eerder verstrekte medicatie omdat deze medicatie hem gedurende dag langdurig slaperig maakt en hij niet in staat is om activiteiten te verrichten. Op de vraag van de rechtbank aan eiser of hij op dit moment onder behandeling staat heeft hij verklaard dat hij nu alleen geen behandeling heeft omdat de psycholoog op vakantie is. Eiser heeft verklaard dat hij alle psychische problemen die hij thans ervaart relateert aan de mishandelingen en behandeling die hij in detentie in Polen heeft ondergaan. Eiser heeft verklaard dat bij het horen van het woord “Polen” reeds een lichamelijke reactie ervaart. Eiser heeft desgevraagd verklaard in zijn land van herkomst en voor zijn inreis in Polen deze klachten niet te hebben gehad. Eiser heeft tot slot verklaard te willen weten hoe het nu verder gaat omdat hij nu twee jaar in Nederland is en last heeft van de angst en onzekerheid. Eiser geeft aan contact te hebben met Vluchtelingenwerk en last te hebben van de gesprekken die de DT&V reeds nu met hem voert over terugkeer naar Polen.
11. De rechtbank overweegt dat het Hof in het arrest C.K (arrest van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127) het toetsingskader uiteen heeft gezet om te beoordelen of de enkele overdracht aan een andere lidstaat resulteert in een schending van artikel 4 Handvest. De rechtbank is verplicht om zo nodig ambtshalve te waarborgen dat het refoulementverbod ten volle wordt geëerbiedigd. De rechtbank acht het noodzakelijk om zich in dit kader nader te vergwissen van de medische en psychische conditie van eiser. Uit de verklaringen van eiser en de wijze waarop hij zich ter zitting heeft geuit, leidt de rechtbank indicaties af dat eiser mogelijk kampt met ernstige mentale problemen en de overdracht mogelijk aanzienlijke en wellicht onomkeerbare gevolgen kan hebben voor de gezondheidstoestand van eiser.
12. De rechtbank heeft met partijen besproken dat dit onderzoek ambtshalve geschiedt en heeft toegezegd dit ook in de uitspraak te benoemen zodat verweerder zich er, nadat een einduitspraak is gedaan, op kan beraden om hierover een grief te formuleren bij het instellen van hoger beroep. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat er een ex nunc-beoordeling van het refoulementrisico dient plaats te vinden en daarom ook, indien eiser er in slaagt de door de rechtbank gevraagde informatie over te leggen, zal worden beoordeeld of een advies aan het BMA gevraagd kan worden over de gevolgen van de mogelijke overdracht. De rechtbank heeft partijen medegedeeld te overwegen om een tussenuitspraak te doen om zich aldus nader te vergewissen en eiser, door tussenkomst van zijn gemachtigde, in de gelegenheid te stellen om in deze fase van de procedure nadere informatie te overleggen.
13. De rechtbank verzoekt de gemachtigde van eiser om zich te wenden tot de opvanglocatie waar eiser thans verblijft en aan de casemanager van eiser te verzoeken om schriftelijk informatie te verstrekken over het functioneren van eiser, zijn gedragingen en zorgbehoefte en om feitelijk aan te geven op welke wijze mogelijk aanvullende aandacht aan eiser wordt besteed. De rechtbank verzoekt de gemachtigde van eiser ook om een uitdraai uit zijn patiëntendossier op te vragen en te overleggen en om de behandelend psycholoog/psychiater/(huis)arts te verzoeken om een verklaring op te stellen met feitelijke informatie over de diagnose, de behandeling en de te verwachten duur van de behandeling. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank verzoekt verweerder in contact te treden met DT&V en uit te leggen dat de rechtbank DT&V verbiedt gesprekken met eiser over een overdracht aan Polen te houden totdat de rechtbank een einduitspraak heeft gedaan.
14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt eiser gedurende zes weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het dossier in de gelegenheid om de informatie zoals bedoeld in rechtsoverweging 13 over te leggen;
  • verbiedt DT&V gesprekken met eiser te voeren over een mogelijke overdracht aan Polen voordat de rechtbank einduitspraak heeft gedaan;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J. Beckers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 15 juli 2024.
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.