11.2.Eiseres heeft gesteld dat zij schulden heeft gemaakt om haar zorgverlener te kunnen blijven betalen, en dat de door de zorgverlener in werkelijkheid gegeven begeleiding bij lange na niet is gedekt door het toegekende pgb. Het college heeft in het verweerschrift niet betwist dat eiseres procesbelang heeft, en dat haar belang is gelegen in de toekenning van een aanvullend budget zodat daarmee de extra ingekochte uren (deels) kunnen worden gedekt. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten heeft gemaakt voor extra ondersteuning, dan wel dat zij nog financiële verplichtingen heeft jegens haar zorgverlener. Daarom heeft zij (nog altijd) belang bij een inhoudelijk oordeel over het (herziene) bestreden besluit. De rechtbank acht daarom in dit beroep procesbelang aanwezig.
12. Het betoog van eiseres heeft uitsluitend betrekking op de toegekende urenomvang van de ondersteuning. De te beoordelen periode loopt in dit geval van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023. Voor de periode vanaf 1 juli 2023 heeft het college opnieuw een maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren toegekend. De rechtbank benadrukt dat het besluit daarover buiten de reikwijdte van deze procedure valt.
13. In het correctiebesluit van 4 juli 2024 heeft het college alsnog beoordeeld op hoeveel uren ondersteuning eiseres in de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023 aanspraak kan maken. Daarbij heeft het college eerst de medische en sociale problematiek van eiseres beschreven, en vervolgens de hulpvraag vastgesteld. Dit is gedaan door per leefgebied in kaart te brengen in hoeverre de problematiek van invloed is op de zelfredzaamheid en participatie van eiseres. Vervolgens heeft het college uitvoerig de problemen van eiseres bij haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie besproken en toegelicht waarom eiseres (alleen) ondersteuning bij het sociaal en persoonlijk functioneren nodig heeft. Hierop is de vaststelling van de aard en omvang van de (bruto) benodigde ondersteuning gevolgd. Het college heeft voor het bepalen van de omvang van de ondersteuning aangesloten bij het Normenkader HHM. Bij het vaststellen van het indicatieprofiel heeft het college overwogen dat het profiel “Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO 3)” het meest op de situatie van eiseres van toepassing leek, waarbij het gaat om matige tot zware problematiek en waarbij de begeleiding primair is gericht op ontwikkeling. De daadwerkelijk door eiseres benodigde ondersteuning valt volgens het college echter buiten deze bandbreedte, omdat de problematiek van eiseres complex is. Daarom is bij de vaststelling van het benodigde aantal uren aansluiting gezocht bij het hoogste profiel (IBO 4). Dit resulteert in 8 uren ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren per week. Daarop heeft het college de maatwerkvoorziening gebaseerd, waarbij het aanvankelijk toegekende (hogere) budget stapsgewijs wordt afgebouwd zoals in overweging 5. aangegeven.
14. Uit het beroepschrift en het verhandelde ter zitting bleek dat er nog altijd een aanzienlijke discrepantie zit tussen (1) het aantal uren dat is vastgesteld op basis van het Normenkader HHM, (2) de oorspronkelijk toegekende indicatie die (omgerekend) was gebaseerd op 21 uren en (3) de ondersteuningsbehoefte die eiseres in beroep beschrijft. Gelet hierop heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst, ten einde eiseres in de gelegenheid te stellen om een gedetailleerd overzicht op te stellen van dagelijkse activiteiten waarbij eiseres meent ondersteuning van haar zorgverlener nodig te hebben, uitgedrukt in tijdseenheden per activiteit. Naar aanleiding van het desgevraagd door eiseres opgestelde overzicht van 13 mei 2024, waarin eiseres het benodigde aantal uren begeleiding becijfert op 47,5 uren per week, en de reactie hierop van het college van 5 juni 2024, heeft een nader overleg plaatsgevonden tussen eiseres en (de gemachtigde van) het college. Bij brief van
16 juli 2024 heeft het college zijn standpunt over het benodigde aantal uren nader bepaald. Hierbij heeft het college het volgende overwogen:
a. Inname medicatie: hiervoor kan eiseres een beroep doen op de Zorgverzekeringswet, die ook de mogelijkheid biedt om een pgb aan te vragen;
b. Administratie: hiervoor acht het college 15 minuten per dag, gedurende 5 dagen per week toereikend, dus totaal 1 uur en 15 minuten per week; daarbij is meegenomen dat het om ondersteuning bij het voeren van de administratie gaat en niet om het geheel overnemen ervan;
c. Agendabeheer en structuur aanbrengen in dagprogramma: het college gaat thans uit van 2 uren ondersteuning per dag voor het maken van de planning per dagdeel, inclusief het bieden van hulp aan eiseres om zich aan de planning en de afspraken te houden. Verder wordt 60 minuten toegekend voor het maken van de weekindeling.
d. Noodzakelijke telefoongesprekken: het college gaat uit van 15 minuten per dag, en 1 uur en 45 minuten per week. Daarbij wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat eiseres in staat moet worden geacht om de gesprekken zelf te voeren. Het gaat om aansturing, en niet om volledige overname van de gesprekken door de begeleider.
e. Opbouw sociale contacten: het gaat hierbij om begeleiding en ondersteuning bij het onderhouden van het sociale netwerk van eisers. Hiervoor acht het college 15 minuten per dag (1 uur en 45 minuten per week) toereikend.
f. Begeleiding naar en bij afspraken: het vervoer naar afspraken en terug valt niet onder ‘begeleiding’. Hiervoor bestaan aparte vervoersvoorzieningen. De aanwezigheid dan wel ondersteuning door de zorgverlener van eiseres bij de behandelafspraken bij GGZ Rivierduinen wordt door het college niet gezien als (actieve) ondersteuning van eiseres. Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van de zorgverlener tijdens het bezoek aan de golfclub.
g. Opruimen van het huis en overzicht scheppen: nu eiseres wekelijks een afspraak heeft met haar casemanager voor het ordenen van haar woning is volgens het college geen aparte begeleiding door de zorgverlener nodig.
15. Op grond van het bovenstaande komt het college bij nader inzien tot een urenindicatie van 19 uur en 45 minuten per week. Aangezien het oorspronkelijke pgb voor de periode vanaf 1 januari 2022 was gebaseerd op 21 uren, terwijl niet is gebleken dat de situatie van eiseres sedertdien in belangrijke mate is verbeterd, acht het college het bij nader inzien aangewezen om de indicatie van 21 uren met het bijbehorende pgb voor de hier in geding zijnde periode (1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023) voort te zetten. Daarbij ziet het college, na te hebben kennisgenomen van de toelichting van eiseres en naar aanleiding van het daarover gevoerde gesprek, bij nader inzien af van de stapsgewijze afbouw van de indicatie in deze periode naar 8 uren per week.
16. De rechtbank stelt voorop dat het college navolgbaar en controleerbaar het stappenplan heeft doorlopen zoals dat in de rechtspraak is ontwikkeld.Tevens is de rechtbank van oordeel dat het Normenkader HHM kan worden gehanteerd als uitgangspunt voor het bepalen van het benodigde aantal uren individuele begeleiding. Dit normenkader is gebaseerd op een uitvoerige beschrijving van de problematiek en de met het oog hierop benodigde ondersteuning. Daarmee voldoet het aan de eisen van zorgvuldigheid.
Afgezien hiervan is het college als resultaat van het gevoerde overleg inmiddels in voor eiseres gunstige zin afgeweken van dit normenkader door voor de in geding zijnde periode (alsnog) een maatwerkvoorziening toe te kennen die is gebaseerd op een veel groter aantal uren. Dusdoende is het college naar het oordeel van de rechtbank in ruime mate aan eiseres tegemoetgekomen en beschikt eiseres over een pgb voor begeleiding dat naar objectieve maatstaven toereikend moet worden geacht ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die eiseres ondervindt, opdat zij zo lang mogelijk in haar eigen leefomgeving kan blijven. Het college heeft in de brief van 16 juli 2024, opgesteld naar aanleiding van het na de zitting gevoerde overleg, de behoefte aan begeleiding bij de diverse dagelijkse activiteiten inzichtelijk beschreven. Daarbij is ook duidelijk gemaakt hoeveel tijd daarvoor in redelijkheid kan worden berekend. Ook heeft het college voldoende gemotiveerd op welke onderdelen niet kan worden meegegaan met de berekening die eiseres heeft gemaakt. De rechtbank ziet geen ruimte voor het oordeel dat het college voor de in geding zijnde periode niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot een maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij persoonlijk en sociaal functioneren in de vorm van een pgb waarbij het toegekende budget is gebaseerd op 21 uren per week tegen het informele tarief.
17. Eiseres heeft verzocht om het college te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Ter onderbouwing van dat verzoek heeft eiseres gesteld dat zij geld heeft moeten lenen, circa € 50.000,-, om haar zorgverlener te kunnen blijven betalen voor de zorg die zij stelt nodig te hebben gehad in de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023. De rechtbank stelt voorop dat eiseres de gestelde schade niet verder heeft onderbouwd. Zo is geen bewijs overgelegd van betaalde rente over één of meerdere geldleningen. Met het pgb zoals dat voor de in geding zijnde periode (alsnog) wordt toegekend kan eiseres haar zorgverlener (alsnog) voor 21 uren per week uitbetalen. Op een nog hoger pgb kan eiseres gelet op de overwegingen 13. tot en met 16. van deze uitspraak geen aanspraak maken. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding in zoverre afgewezen.
Verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
18. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij ruim zestig weken heeft moeten wachten op een beslissing op bezwaar. De rechtbank vat dat op als een verzoek om immateriële schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van een zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van de betrokkene gedurende de gehele rechtsgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van betrokkene, zoals ook uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens naar voren komt.