ECLI:NL:RBDHA:2024:15483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
23_5255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussen controle en betaling via een parkeerapp zijn 11 minuten verstreken; naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag was het gevolg van een controle op 22 maart 2023, waarbij werd vastgesteld dat de auto van eiser zonder geldige parkeervergunning was geparkeerd en er geen parkeerbelasting was voldaan. Eiser had de parkeeractie pas 11 minuten na de controle aangemeld via een parkeerapp, wat volgens de rechtbank niet kan worden beschouwd als voldoening binnen een redelijke termijn.

De rechtbank overwoog dat de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren moet worden voldaan en dat de parkeerder onmiddellijk uitvoeringshandelingen moet verrichten om de verschuldigde belasting te betalen. De rechtbank oordeelde dat de 11 minuten die verstreken waren tussen de controle en de betaling te lang waren om te spreken van een redelijke termijn. Eiser's argument dat hij slecht ter been is, werd verworpen, omdat hij gebruik had gemaakt van een parkeerapp en de benodigde informatie goed zichtbaar was.

Daarnaast betoogde eiser dat de kosten van de naheffing boven de toegestane grenzen lagen volgens de gemeentelijke regelgeving. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag, waarin de argumenten van eiser al waren besproken en afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/5255
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 19 juli 2023 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2024.
Namens eiser is de gemachtigde verschenen bijgestaan door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] en [naam 3] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 22 maart 2023 om 9:53 uur stond de auto van eiser met het kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd aan de Theresiastraat te Den Haag. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd door middel van een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op vorengenoemde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en dat de auto zonder geldige parkeervergunning geparkeerd stond. Naar aanleiding hiervan is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 75,40, bestaande uit € 2,50 aan parkeerbelasting en € 72,90 aan kosten voor de naheffing.
3. In geschil is ten eerste of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Ten tweede is in geschil of niet meer kosten voor de naheffing worden verhaald dan op grond van 234, vijfde lid, van de Gemeentewet en artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen is toegestaan.
4. Eiser had de parkeeractie op 22 maart 2023 om 10:04 uur met behulp van een parkeerapp aangemeld. Tussen de controle en de voldoening van de parkeerbelasting zijn dus 11 minuten verstreken. Eiser stelt dat hij, mede omdat hij slecht ter been is, die tijd nodig heeft gehad voor het verrichten van de betalingshandeling.
5. Op grond van artikel 234, tweede lid onder a, van de Gemeentewet moet de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren worden voldaan. De parkeerder dient vanaf het moment van parkeren onmiddellijk en onafgebroken uitvoeringshandelingen te verrichten om de verschuldigde belasting te betalen. Ook bij het voldoen van de parkeerbelasting via (telefonische) aanmelding bij een parkeerapp blijft onverkort gelden dat degene die parkeert onmiddellijk uitvoeringshandelingen moet verrichten om de belasting te voldoen. Volgens vaste jurisprudentie moet een parkeerder daarbij een, gelet op de omstandigheden, redelijke tijd worden gegund om die uitvoeringshandelingen te verrichten.
Het tijdsbestek van 11 minuten is zodanig lang dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden gesproken van voldoening van de belasting binnen redelijke termijn. De omstandigheid dat eiser slecht ter been is, kan aan dat oordeel niet afdoen nu eiser gebruik heeft gemaakt van een parkeerapp en in de directe nabijheid en vanaf de parkeerlocatie goed zichtbaar een bord stond met daarop het zonenummer.
6. Eiser betoogt ten tweede dat de gemeente Den Haag de kosten die bij naheffing worden verhaald op een bedrag heeft gesteld dat uitgaat boven de begrenzing van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Volgens eiser is onjuist dat de kosten van de parkeerautomaten bij de kostenraming zijn meegenomen, dat het overheadpercentage van 50% te hoog is en dat bij de omslag alleen de geraamde inbare naheffingsaanslagen in aanmerking zijn genomen. Eiser stelt zich op het standpunt dat om die reden de Verordening Parkeerbelasting van de gemeente Den Haag op het punt van het kostenverhaal onverbindend is en daarom de aanslag met het bedrag van de kosten van naheffing moet worden verminderd.
7. Het gerechtshof Den Haag heeft op 20 september 2023 uitspraak gedaan over de kostenraming voor het jaar 2021. [1] In die uitspraak zijn de voornoemde argumenten van eiser expliciet besproken en afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding, ook niet in de door eiser genoemde conclusie van A-G Pauwels van 28 juni 2024, [2] om voor het jaar 2023 anders te oordelen.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Pelinck, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).