In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend op 8 april 2023. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder was overschreden, en dat eiser op 9 juli 2024 in gebreke was gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat eiser niet tijdig een beslissing had ontvangen.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de juridische hulp die eiser heeft ingeschakeld.
De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt een duidelijk voorbeeld van de rechtsbescherming die beschikbaar is voor asielzoekers in Nederland wanneer bestuursorganen niet tijdig beslissen op aanvragen.