ECLI:NL:RBDHA:2024:15228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
NL24.18812
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag van Ghanese vreemdeling wegens homoseksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Ghanese vreemdeling tegen de afwijzing van zijn herhaalde asielaanvraag behandeld. De vreemdeling, geboren in 1985, heeft eerder een asielaanvraag ingediend die op 20 februari 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Hij stelde dat hij problemen ondervond in Ghana vanwege zijn homoseksualiteit, maar de minister van Asiel en Migratie achtte zijn verklaringen niet geloofwaardig. De vreemdeling heeft op 11 april 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarin hij opnieuw zijn seksuele gerichtheid als motief aanvoert, maar deze werd eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag in de grensprocedure mocht afhandelen en dat er geen sprake was van onzorgvuldig gehoor. De rechtbank concludeert dat de minister de seksuele gerichtheid van de vreemdeling op een juiste manier heeft beoordeeld en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. Het beroep van de vreemdeling wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.18812
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. C.W.M. Van Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 24 april 2024. Bij dit besluit heeft de minister de opvolgende asielaanvraag van eiser van 11 april 2024 in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, L. Mahovic als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Voorgeschiedenis en relaas
3. Eiser heeft de Ghanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1985. Eiser heeft eerder, op 5 februari 2024, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan die aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in zijn land van herkomst, Ghana, problemen heeft ondervonden vanwege toegedichte homoseksualiteit. Eiser zou door familieleden van een homoseksuele vriend verantwoordelijk worden gehouden voor diens homoseksualiteit. Daarnaast zou eiser in de negatieve belangstelling staan van moslimleiders vanwege zijn homoseksuele vrienden. De minister heeft die aanvraag in een besluit van 20 februari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister achtte de gestelde problemen met de familieleden van eisers’ vriend en de moslimleiders niet geloofwaardig.
3.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen die afwijzing. Tijdens die beroepsprocedure heeft eiser als nieuw element naar voren gebracht dat hij homoseksueel is, maar dit uit schaamte niet eerder naar voren durfde te brengen. Deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag,
heeft bij uitspraak van 4 april 2024 met kenmerk NL24.72311 geoordeeld dat de minister de door eiser gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Een verzoek van de gemachtigde van eiser om aanhouding om het nieuwe element nog bij de beoordeling te betrekken, heeft de rechtbank afgewezen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 3 mei 2024 de uitspraak van de rechtbank bevestigd2 zodat die uitspraak in rechte vaststaat.
De huidige asielaanvraag
4. Op 11 april 2024 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan die aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. De door hem ondervonden problemen zouden dezelfde zijn die hij in de voorgaande procedure naar voren heeft gebracht. Als bijkomend probleem heeft eiser gewezen op nieuwe wetgeving in Ghana volgens welke homoseksualiteit strafbaar is.
4.1.
De minister heeft niet geloofwaardig geacht dat de vreemdeling homoseksueel is en zijn opvolgende asielaanvraag kennelijk ongegrond verklaard met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, c en g, van de Vw 2000.
Is behandeling van de opvolgende aanvraag in de grensprocedure onzorgvuldig?
5. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Volgens eiser had zijn opvolgende asielaanvraag niet in de grensprocedure behandeld mogen worden, omdat de gemachtigde van de minister tijdens de zitting bij de rechtbank in de vorige procedure heeft gezegd dat het nieuwe asielmotief specialistisch onderzoek vergt dat tijdrovend is en niet binnen een grensprocedure uitgevoerd kan worden. Het is daarom onzorgvuldig en in strijd met de informatie van de minister tijdens die zitting dat de opvolgende aanvraag toch in een grensprocedure is behandeld.
5.1.
Uit het dossier blijkt dat in de vorige procedure bij de rechtbank is besproken of het nieuwe asielmotief van eiser in die procedure kon worden meegenomen of dat daarvoor een nieuwe (opvolgende) asielaanvraag nodig was. De rechtbank heeft in de vorige procedure geoordeeld dat het beoordelen van het nieuwe asielmotief in die procedure zou leiden tot een ontoelaatbare vertraging en dat van de minister niet zonder meer kan worden gevergd het nieuwe asielmotief binnen die procedure te beoordelen, gelet op de tijd en zorgvuldigheid die is gemoeid met het onderzoek naar het nieuwe asielmotief.3 De rechtbank begrijpt van eiser dat hij uit de woorden van de minister tijdens zitting bij de rechtbank in de vorige procedure heeft afgeleid dat zijn nieuwe asielmotief in een VA- procedure zou worden behandeld. De minister betwist echter dat hij dit heeft toegezegd en uit de uitspraak van de rechtbank in de vorige procedure blijkt ook niet van zo’n toezegging. Ook heeft de rechtbank destijds niet aan de minister opgedragen om het nieuwe asielmotief in een VA-procedure te behandelen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
3 r.o. 7.3.
Is het gehoor over de opvolgende asielaanvraag onzorgvuldig geweest?
6. Eiser voert aan dat het gehoor over de opvolgende asielaanvraag onzorgvuldig is geweest. Ten eerste is eiser voorafgaand aan zijn gehoor, zowel in de eerste als in de opvolgende asielaanvraag nooit onderzocht door MediFirst. In de huidige
procedure is een afspraak gemaakt maar eiser is niet meegenomen voor onderzoek. De minister heeft daardoor niet onderzocht of eiser gehoord kon worden en of er beperkingen zijn die in acht genomen moeten worden bij het horen van eiser. Hierdoor is het gehoor onzorgvuldig geweest temeer omdat eiser gedurende het hele gehoor over zijn opvolgende aanvraag emotioneel was. Omdat het gehoor ging over seksuele gerichtheid, had de minister op grond van Werkinstructie (WI) 2022/15 en artikel 3.108b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bijzondere procedurele waarborgen en passende steun moeten bieden. Ook WI 2021/9 schrijft volgens eiser voor dat het medisch advies een onderdeel is van de beoordeling als bedoeld in artikel 3.108b Vb om vast te stellen of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft.
6.1.
Ten tweede is het gehoor volgens eiser onzorgvuldig geweest, omdat tijdens het gehoor geen onderscheid naar (gesprek)thema’s is gemaakt. Dit is in strijd met WI 2019/17. Eiser heeft ter toelichting hierop een bijlage overgelegd waaruit volgens eiser volgt dat er tijdens het gehoor opvolgende aanvraag 207 vragen aan eiser gesteld waarvan enkel de vragen 123 tot 142 gaan over de thema's kennis over LHBTI in Ghana en in Nederland.
6.2.
Tot slot is het gehoor volgens eiser onzorgvuldig, omdat de hoormedewerker tijdens het gehoor eiser ten onrechte heeft geconfronteerd met zijn eigen mening en geen open houding had.
6.3.
Over het medisch onderzoek stelt de rechtbank vast dat MediFirst eiser heeft uitgenodigd voor onderzoek op Schiphol op 12 april 2024, maar dat eiser niet is verschenen zonder bericht van verhindering. Uit het verslag van het gehoor blijkt niet dat eiser medische problemen heeft die aan het gehoor in de weg staan. Daar zijn vragen over gesteld aan het begin van het gehoor en eiser heeft toen geantwoord dat hij in staat was om het gehoor te doen.4 Ook heeft de hoormedewerker tegen eiser gezegd dat hij het kon aangeven als er problemen tijdens het gehoor of als hij behoefte had aan een pauze. Tijdens het gehoor zijn pauzes ingelast, is aan eiser gevraagd of hij moe was en heeft eiser na afloop van een pauze steeds positief geantwoord op vragen over zijn welzijn en het voortzetten van het gehoor.5 Toen eiser emotioneel werd, is daar aandacht voor geweest.6 Uit het verslag van het gehoor blijkt niet dat eiser zo emotioneel was dat hij niet meer in staat was om de gestelde vragen te begrijpen of te beantwoorden. Ook uit het overige in het dossier is niet gebleken van medische omstandigheden of andere zaken waar de minister rekening mee moest houden. Gelet hierop heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat (aanvullende) procedurele waarborgen in het geval van eiser nodig waren. Dit betekent dat het gehoor voor wat betreft de (medische) omstandigheden van eiser niet onzorgvuldig was.
4 rapport Gehoor opvolgende aanvraag, p. 2-3.
5 rapport Gehoor opvolgende aanvraag, (onder andere) p. 9, 14 en 22.
6 rapport Gehoor opvolgende aanvraag, (onder andere) p. 2 en p. 15.
6.4.
Over het betoog dat de minister in strijd heeft gehandeld met WI 2019/17 door onvoldoende te vragen naar de daarin genoemde thema’s, is de rechtbank van oordeel dat deze Werkinstructie in enige mate flexibel is. Zo vermeldt WI 2019/17 op pagina 2 (paragraaf 2.1):
‘(…) Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om een eenduidig sjabloon beschikbaar te stellen waarmee de seksuele gerichtheid getoetst kan worden. In iedere zaak moet een individuele afweging plaatsvinden van wat relevant is. Het is bijvoorbeeld niet reëel om te verwachten dat een vreemdeling die zich bij zijn eerste aanvraag direct op zijn lhbti-gerichtheid beroept, en dus nog maar kort in Nederland is, (uitgebreide) kennis heeft van de situatie in Nederland of contact heeft met lhbti’s in Nederland.
Daarom is het (in alle asielprocedures maar zeker ook die van lhbti’s) van belang dat rekening wordt gehouden met de persoonlijke situatie van de vreemdeling en met wat van de vreemdeling kan worden verwacht. Dit maakt tevens dat niet alle thema’s tijdens een gehoor (en daarmee in het voornemen dan wel in de beschikking) noodzakelijkerwijze aan de orde zullen komen. De hoormedewerker kan dus tijdens een gehoor concluderen dat het, gezien het individuele relaas, niet relevant is om (verder) door te vragen op een bepaald thema. In die situatie zal de beslismedewerker constateren dat de vreemdeling op dit punt niet heeft kunnen verklaren, en wegen of dat wel of niet van invloed is op de beoordeling.
De onderstaande thema’s geven een richting aan maar moeten niet gezien worden als een ‘checklist’. Het blijft immers een individuele beoordeling en elke (lhbti) vreemdeling is uniek. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een vreemdeling weinig kan vertellen over de lhbti gemeenschap in zijn land van herkomst (of over een ander onderwerp) maar wel veel kan vertellen over andere onderwerpen. In dat geval zou de conclusie nog steeds kunnen zijn dat het lhbti-zijn voldoende aannemelijk is gemaakt (…)’
6.5.
De minister heeft tijdens de zitting terecht erop gewezen dat het gehoor plaatsvindt aan de hand van de verklaringen van eiser en dat de relevante thema’s uit WI 2019/17 in het gehoor opvolgende aanvraag terugkomen. Zo is tijdens het gehoor onder meer ingegaan op besef van geaardheid, reactie van de omgeving en de situatie in Nederland. Dat in het rapport Gehoor opvolgende aanvraag kopjes ontbreken, neemt niet weg dat over de relevante thema’s vragen zijn gesteld. In het bestreden besluit is wel een onderverdeling met kopjes gemaakt waarin wordt ingegaan op de verklaringen van eiser over de relevante thema’s die tijdens het gehoor aan bod zijn gekomen. Uit het rapport Gehoor opvolgende aanvraag blijkt niet dat de gang van zaken tijdens het gehoor verwarrend was voor eiser, dat hij zo in de war was dat hij dat de vragen niet begreep of dat hij niet in staat was om antwoorden te geven. Eiser heeft bijna alle vragen vrijwel meteen beantwoord. Sommige vragen zijn nogmaals aan eiser gesteld of uitgelegd en eiser heeft daarna ook die vragen beantwoord.7
6.6.
Over het betoog dat de hoormedewerker zijn eigen mening heeft voorgehouden en geen open houding had, overweegt de rechtbank dat de hoormedewerker aan eiser zijn eigen verklaringen heeft voorgehouden en hem in de gelegenheid heeft gesteld meer te verklaren
7 rapport Gehoor opvolgende aanvraag, (onder andere) p. 6, p. 8-11 en p. 14.
over zijn gedachten en gevoelens. Anders dan de vreemdeling betoogt, is dat niet onzorgvuldig of vooringenomen.
6.7.
Uit het voorgaande volgt dat het gehoor opvolgende aanvraag niet onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Is de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van eiser op een juiste manier beoordeeld?
7. Eiser voert aan – kort samengevat – dat de minister zijn seksuele gerichtheid ten onrechte, dan wel ondeugdelijk gemotiveerd, ongeloofwaardig heeft geacht. Volgens eiser heeft de minister bij de geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser en de omstandigheid dat hij afkomstig is uit een homofobe samenleving. Zo is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat hij niet heeft geleerd om openlijk over zijn geaardheid te praten en dat altijd verborgen moest houden. Eiser heeft er, ook omwille van zijn (moslim)familie, niet voor gekozen om voor zijn geaardheid uit te komen. Veelvuldig verklaart eiser vanuit een dubbelleven. Ook miskent de minister dat de verklaringen waarin eiser zijn persoonlijke ervaringen als ook gevoelens deelt, passen in het beeld van een homofobe maatschappij. Eiser voert verder aan dat de minister ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij in zijn eerste asielprocedure niet heeft verklaard over zijn homoseksuele gerichtheid. Daarnaast mag van eiser, als homoseksuele man in een afwijzende, homofobe maatschappij, niet verwacht worden dat hij meteen open kaart speelt, nu hij al vele jaren (gedwongen) een geheim dubbelleven leidde. Dit alles maakt dat de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met WI 2019/17. Ter onderbouwing hiervan, heeft eiser diverse stukken van LGBT Asylum Support overgelegd, waaronder een rapport van 15 juni 2024.
Beleid
7.1.
De minister heeft zich bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van dit element gebaseerd op WI 2019/17 ‘Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’. De minister vraagt volgens WI 2019/17 vooral naar de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad. De minister is op zoek naar het authentieke verhaal van de vreemdeling. Voor de beoordeling geven de volgende thema’s richting aan: privéleven; huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact of kennis van lhtbi groepen; contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie; en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de gegeven antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen.
Referentiekader en gevoelens
7.2.
De minister heeft met toepassing van WI 2019/17 rekening gehouden met het referentiekader van eiser. Verweerder heeft hierbij geen onjuist referentiekader gehanteerd door erop te wijzen dat eiser inmiddels 39 jaar is, een opleiding heeft gevolgd, heeft gewerkt als freelance journalist en muziekmanager en vertegenwoordiger is geweest voor een groep bevriende LHBTI modeontwerpers. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat van hem
niet mag worden verwacht om meer te verklaren over zijn geaardheid en gevoelens dan hij heeft gedaan, omdat het voor hem gelet op zijn referentiekader moeilijk is om te verklaren over zijn gevoelens. De vreemdeling was een middelbare scholier toen hij ontdekte dat hij homoseksueel was, maar hij heeft Ghana pas verlaten toen hij 39 jaar oud was. De minister heeft de asielaanvraag van eiser beoordeeld aan de hand van het toetsingskader zoals weergegeven in rechtsoverweging 7.1. Uitgangspunt is het individuele verhaal van de vreemdeling. De minister heeft van eiser, ondanks zijn referentiekader, mogen verwachten dat hij inzicht kan geven in hoe hij de ontwikkeling van zijn homoseksualiteit heeft ervaren, wat het met hem deed en hoe hij daarmee is omgegaan. Eiser is hiertoe voldoende in de gelegenheid gesteld. Zo is hem gevraagd wanneer en hoe hij wist dat hij homoseksueel was, hoe het voor hem was toen hij ontdekte dat hij homoseksueel was, of er ook andere gevoelens bij kwamen kijken. Eiser verklaart dat hij altijd omringd was door jongens omdat hij op een jongensschool zat, dat hij na zijn eerste homoseksuele ervaring erachter kwam dat hij homoseksueel was, dat hij zich na die ervaring fijn voelde en dat hij besloot om het voor zich te houden. Ook is gevraagd hoe het voor eiser was om niet over zijn homoseksualiteit te praten. Daarop verklaart eiser slechts dat hij zijn geheim voor zich kon houden. Op de vraag of er ook andere gevoelens bij kwamen kijken en wat het verschil in gevoel is tussen zijn relaties met mannen en vrouwen, verklaart eiser slechts dat hij de man met wie hij zijn eerste seksuele ervaring had aardig en leuk vond en het met een vrouw niet lukte omdat hij niet kon voldoen aan haar verwachtingen op seksueel gebied. Eiser slaagt er niet in om uit te leggen wat zijn gevoelens inhouden, zodat de minister terecht stelt dat eisers’ verklaringen summier en oppervlakkig zijn en onvoldoende inzicht bieden in zijn homoseksualiteit Hierbij mocht de minister ermee rekening houden dat eiser volgens zijn eigen verklaringen zich al geruime tijd bewust is van zijn seksuele gerichtheid, goed geschoold is en bevriend is met andere leden van de LHBTI-gemeenschap.
Wisselende verklaringen over seksuele gerichtheid
7.3.
Volgens WI 2019/17 mag een asielaanvraag weliswaar niet niet-ontvankelijk worden verklaard louter omdat een vreemdeling niet eerder over zijn seksuele gerichtheid heeft verklaard, maar volgens WI 2019/17 mag aan een vreemdeling wel worden gevraagd waarom hij dit niet in een eerdere procedure heeft gemeld en hoe dat past in zijn vorige asielrelaas en mag dit ook worden betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister in zijn beoordeling mocht betrekken dat eiser in zijn eerste asielprocedure niet over zijn seksuele gerichtheid heeft verklaard.
Documenten LGBT Asylum Support
7.4.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak 19 april 20238 heeft overwogen, is het aan de minister om een integrale
geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten, waarbij hij slechts beperkt gewicht hoeft toe te kennen aan rapporten waarin een eigen oordeel wordt gegeven over de gestelde seksuele gerichtheid op basis van de door de vreemdeling afgelegde verklaringen. De minister heeft tijdens de zitting – naar de kern genomen – terecht betoogd dat de opsteller van het rapport van LGBT Asylum Support slechts een eigen waardering van de verklaringen van de vreemdeling heeft gegeven, met daarbij een uiteenzetting waarom hij vindt dat de gestelde seksuele gerichtheid wel geloofwaardig is, maar dat maakt nog niet dat de motivering van de minister ondeugdelijk is.
Conclusie geloofwaardigheid
7.5.
Gelet op het voorgaande heeft de minister de seksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de herhaalde asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.