ECLI:NL:RBDHA:2024:4792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
NL24.7231, NL24.7232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksuele geaardheid en procedurele aspecten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, afkomstig uit Ghana, heeft op 5 februari 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 februari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat eiser problemen had vanwege zijn (toegedichte) homoseksualiteit, maar verweerder achtte deze claims ongeloofwaardig. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij homoseksueel is, een nieuw asielmotief dat pas in beroep naar voren is gebracht. De rechtbank oordeelt dat dit nieuwe motief niet kan worden beoordeeld zonder een uitgebreid en specialistisch onderzoek, wat niet mogelijk is binnen de huidige asielprocedure. De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser kan een nieuwe asielaanvraag indienen voor het nieuwe motief.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.7231 (beroep) en NL24.7232 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 5 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] . Ook is een terugkeerbesluit met onthouding van een vertrektermijn aan eiser opgelegd.
1.3
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep (NL24.7231) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL24.72732) te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E.O. Tackey als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Ghanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1985. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij in Ghana problemen heeft gehad vanwege (toegedichte) homoseksualiteit. Eiser stelt dat hij samen met zijn vrienden een modeshow wilde organiseren. Eiser heeft daarvoor met een van zijn vrienden die homoseksueel is, afgesproken in een AirBnB. Een zekere [naam] , een familielid van deze vriend, heeft dit ontdekt en heeft eiser ervan beschuldigd dat hij de oorzaak is van de geaardheid van zijn vriend. [naam] heeft eiser meerdere keren bedreigd via Whatsappberichten aan zijn verloofde. Daarnaast is eisers verhaal vervolgens in internetblogs beschreven. Eiser stelt verder in de negatieve belangstelling van de moslimleiders te staan vanwege zijn homoseksuele vrienden. Eiser heeft in de gehoren verklaard dat hij zelf niet homoseksueel is, een vrouwelijke verloofde heeft en alleen op vrouwen valt. In beroep heeft eiser tegenover zijn gemachtigde verklaard dat hij zelf ook homoseksueel is en dat hij vanwege schaamte hier niet eerder over heeft durven te verklaren. Eiser heeft in beroep een handgeschreven verklaring overgelegd over zijn geaardheid. Eiser heeft ook samen met Vluchtelingenwerk een schriftelijke verklaring in het Nederlands opgesteld en overgelegd in beroep.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen met [naam] vanwege toegedichte homoseksualiteit;
problemen met de moslimleiders vanwege contact met homoseksuele vrienden.
In beroep heeft eiser daarbij ook aangevoerd dat hij zelf homoseksueel is. Omdat dit motief pas in beroep is ingebracht heeft verweerder dit relevante element van het asielrelaas niet in het bestreden besluit kunnen betrekken en beoordelen.
3.1
Verweerder gaat voor deze procedure uit van de door eiser opgegeven persoonsgegevens en nationaliteit en herkomst, ondanks het valse paspoort uit de Seychellen waarmee eiser Nederland is ingereisd.
3.2
Verweerder heeft de problemen met [naam] vanwege eiser zijn toegedichte homoseksualiteit ongeloofwaardig geacht. Redengevend hiervoor is dat eiser wisselend verklaard heeft over de ontdekking van eiser en zijn vriend in de AirBnB en de daaropvolgende ontsnapping van eiser uit de AirBnB. Eiser heeft daarnaast niet inzichtelijk gemaakt waarom [naam] van deze gebeurtenis afwist en dat er dreigtelefoontjes en bedreigingen per WhatsApp door [naam] of andere familieleden van zijn vriend hebben plaatsgevonden. Ook heeft eiser summier verklaard over (de totstandkoming van) de internetblogs over dit incident.
3.3
De problemen met de moslimleiders zijn ook ongeloofwaardig geacht door verweerder. Eiser heeft niet met namen concreet kunnen maken door wie van de vier moslimleiders hij bedreigd werd. Ook heeft eiser niet concreet gemaakt waaruit de gestelde bedreigingen bestonden.
3.4
Omdat eiser zijn problemen vanwege (toegedichte) homoseksualiteit ongeloofwaardig zijn geacht en eiser niet anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ghana gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt, komt eiser niet in aanmerking voor een asielvergunning. Omdat Ghana als veilig land van herkomst te gelden heeft en eiser bij binnenkomst in Nederland verweerder heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit, is de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert in beroep het volgende aan.
4.1
Ten eerste wordt aangevoerd dat de gemachtigde van eiser per abuis de beroepsgronden één dag later heeft ingediend dan de termijn die door de rechtbank gegeven was. Eiser vraagt om deze termijnoverschrijding vanwege de Bahaddar-exceptie te passeren en verwijst daarbij naar een uitspraak [2] van de hoogste bestuursrechter.
4.2
De gemachtigde van eiser heeft daarnaast aangevoerd dat in beroep sprake is van een nieuw relevant element van het asielrelaas, namelijk de homoseksuele geaardheid van eiser. Eiser heeft twee schriftelijke verklaringen overgelegd die nog niet door verweerder beoordeeld zijn in het bestreden besluit. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank ter zitting verzocht om het onderzoek aan te houden, zodat eiser aanvullend gehoord kan worden over dit nieuwe element. Op basis van dit gehoor zal dan een aanvullend besluit genomen moeten worden, dat vervolgens op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tezamen met het bestreden besluit binnen deze beroepsprocedure beoordeeld kan worden.
4.3
Indien de rechtbank beslist om het beroep niet aan te houden, heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank verzocht het beroep tegen het bestreden besluit gegrond te verklaren. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser hiertoe aangevoerd dat eiser niet de bedoeling had om de autoriteiten te misleiden met het paspoort uit de Seychellen en dat de asielaanvraag van eiser daarom ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard is op grond van artikel 30b van de Vw 2000. Ter zitting is ook aangevoerd dat in het dossier een kopie van het Ghanese paspoort van eiser zou zitten.
Wat vindt verweerder in beroep?
5. Verweerder heeft op de zitting de rechtbank verzocht het onderzoek niet aan te houden en uitspraak te doen, strekkende tot ongegrondverklaring van het beroep.
5.1
Ten aanzien van de overschrijding van de termijn voor het indienen van de gronden heeft verweerder geen stelling ingenomen op de zitting.
5.2
Ten aanzien van het nieuwe achtergehouden asielmotief in beroep heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het hier om een ander asielmotief gaat dan in het bestreden besluit beoordeeld is. De beoordeling van dit nieuwe achtergehouden asielmotief vergt specialistisch onderzoek dat tijdrovend is en dat niet binnen het bestek van deze algemene asielprocedure binnen de grensdetentie uitgevoerd kan worden. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat het efficiënter is als eiser voor dit asielmotief een nieuwe aanvraag indient. Daarbij komt dat de verklaringen van eiser over dit nieuwe asielmotief ook mogelijk de beoordeling van de relevante elementen van het hier voorliggende voornemen én het bestreden besluit beïnvloeden. Mede om de beoordeling en toetsing van eiser zijn asielmotieven zo helder, efficiënt en overzichtelijk mogelijk te houden verzoekt verweerder daarom tot afwijzing van het verzoek tot aanhouding.
5.3
Op de zitting heeft verweerder gereageerd op de aanvullende stellingen die eiser over het bestreden besluit heeft ingenomen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor de beoordeling van de identiteit, nationaliteit en herkomst uitgegaan is van de verklaringen die eiser daartoe heeft afgelegd in het aanmeldgehoor. Dat het door eiser gebruikte paspoort van de Seychellen vals bevonden is, is enkel aanleiding geweest om de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond af te doen en heeft niet bijgedragen aan de vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroepsgronden te laat ingediend
6. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van de asielprocedure en de daarbij betrokken partijen, geen van deze partijen in zijn belangen is geschaad, doordat de gemachtigde van eiser de beroepsgronden abusievelijk één dag te laat heeft ingediend. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren vanwege deze overschrijding van de termijn voor het indienen van de beroepsgronden.
Aanhouden vanwege nieuw asielmotief in beroep
7. De rechtbank zal het onderzoek niet aanhouden vanwege het in beroep ingebrachte asielmotief en zal dit motief in deze procedure niet verder laten beoordelen door verweerder. Zij overweegt daartoe als volgt.
7.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder eerst bij het aanvullende beroepschrift van 5 maart 2024 kennis heeft kunnen nemen van het tot dan toe achtergehouden asielmotief van eisers seksuele geaardheid. Eiser heeft dit achtergehouden asielmotief toegelicht door middel van een handgeschreven verklaring die op 5 maart 2024 tegelijk met de gronden van beroep is overgelegd. Ter onderbouwing van dit motief is op 15 maart 2024 ook een verklaring overgelegd die door een medewerker van Vluchtelingenwerk is opgesteld. Eiser heeft in deze verklaringen – kort gezegd – gesteld dat hij vanwege schaamte niet eerder durfde te verklaren over zijn geaardheid, dat hij zijn geaardheid zijn hele leven verborgen heeft gehouden en dat hij angst heeft om dit aan zijn verloofde te vertellen, omdat zij dit niet zal accepteren.
7.2
Op grond van artikel 83, eerste lid en derde lid, van de Vw 2000 dient de rechtbank rekening te houden met feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd, voor zover dat geen strijd oplevert met de goede procesorde en voor zover de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. Uit een arrest [3] van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt daarbij dat enkel een verplichting bestaat om een in beroep ingebracht asielmotief te betrekken, indien het naar nationale procedureregels tijdig is ingediend en voldoende concreet is. De Afdeling [4] heeft in navolging van dit arrest benadrukt dat een asielmotief enkel betrokken hoeft te worden als dat naar behoren in beroep onderzocht kan worden. Relevante factoren voor die beoordeling zijn of er voldoende feitelijke gegevens beschikbaar zijn over het asielmotief, wat de reden is dat het asielmotief pas in beroep naar voren wordt gebracht, of de zaak in de algemene of verlengde procedure is afgedaan, welke onderzoekslasten ermee gemoeid zijn voor verweerder en of het asielmotief voldoende onderscheidend is van het reeds beoordeelde asielmotief.
7.3
Met inachtneming van het hiervoor geschetste toetsingskader is de rechtbank van oordeel dat het in deze procedure beoordelen van het door eiser in beroep ingebrachte asielmotief niet mogelijk is zonder dat dit ontoelaatbare vertraging voor de afdoening van de zaak tot gevolg heeft. Hierbij is van belang dat het motief weliswaar concreet is, maar dat een geloofwaardigheidsbeoordeling daarvan niet mogelijk is zonder een uitgebreid en specialistisch gehoor te houden met eiser, waarin hij dit motief nader kan en zal moeten onderbouwen. Gelet op de tijd en zorgvuldigheid die gemoeid is met een dergelijk onderzoek, kan van verweerder niet zonder meer worden gevergd dit binnen de algemene asielprocedure te beoordelen. Daarbij betrekt de rechtbank eveneens dat het gaat om een achtergehouden asielmotief. Het feit dat eiser in dit verband de verklaring heeft gegeven dat dit achterhouden voortkomt uit schaamte, maakt – wat hier verder ook van zij – niet dat dit procedureel niet meer voor zijn rekening en risico komt. Onder deze omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank daarom niet onevenredig bezwarend voor eiser om een nieuwe aanvraag in te dienen waarin dit nieuwe motief zal moeten worden beoordeeld in relatie tot het in deze procedure door eiser gegeven asielrelaas. Het verzoek tot aanhouding wordt dan ook afgewezen en de rechtbank zal hierna het bestreden besluit dat in deze procedure voorligt beoordelen.
Oordeel over het bestreden besluit
8. Voor zover eiser betoogd heeft dat het niet zijn intentie was om de autoriteiten te misleiden over zijn identiteit en nationaliteit, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat deze stelling niet afdoet aan het feit dat het paspoort dat eiser gebruikt heeft om in te reizen, vals is. Eiser heeft dit in het aanmeldgehoor meerdere keren bevestigd. Reeds hierom had verweerder de bevoegdheid om de asielaanvraag kennelijk ongegrond te verklaren op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. De stelling van de gemachtigde van eiser dat een kopie van het Ghanese paspoort van eiser in het dossier is gevoegd, geeft – daargelaten dat de rechtbank dit niet heeft aangetroffen – geen aanleiding voor een ander oordeel.
8.1
Nu eiser in beroep verder heeft aangegeven dat het eerder beoordeelde asielmotief ‘problemen met [naam] als gevolg van toegedichte homoseksualiteit’ niet volledig is, ziet de rechtbank daarom al geen reden om het bestreden besluit waarin dit onderdeel van het asielrelaas ongeloofwaardig is geacht, te vernietigen. De beroepsgronden slagen niet. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de reden om het nieuwe asielmotief niet mee te nemen in deze procedure, bestaan ook geen bijzondere omstandigheden die kunnen leiden tot toepassing van de Bahaddar-exceptie. De enkele stelling dat eiser homoseksueel is, is daarbij immers onvoldoende. Dit zal nader moeten worden beoordeeld door verweerder.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit in stand blijven. Indien eiser asiel wenst in Nederland vanwege het asielmotief dat hij in beroep heeft ingebracht, bestaat voor hem de mogelijkheid om hier een nieuwe asielaanvraag voor in te dienen.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever
,(voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1664.
3.Zie het arrest
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2073.