In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 september 2024, waarin hem de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 18 september 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, waaronder de stelling dat de maatregel onrechtmatig is vanwege het gebruik van handboeien bij de aanhouding, terwijl dit niet zou zijn gebeurd bij de overname. De rechtbank concludeert dat het gebruik van handboeien niet onder haar toetsingsbevoegdheid valt, aangezien dit plaatsvond tijdens de strafrechtelijke aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.