Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[opposante], opposante,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
Op 20 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 4 december 2023. In die eerdere uitspraak werd het verzoek van de opposante tot proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. De opposante had haar asielaanvraag ingetrokken, waardoor het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als het niet was ingetrokken. De opposante heeft op 5 december 2023 verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de overwegingen van de rechtbank werd benadrukt dat artikel 8:54 van de Awb de mogelijkheid biedt tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft in het verzet enkel beoordeeld of er redelijke twijfel bestond over het oordeel in de eerdere uitspraak. De opposante voerde aan dat de eerdere uitspraak voorbarig was en verwees naar een uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023 over de verlenging van de beslistermijn met de WBV 2022/22. De rechtbank oordeelde echter dat er geen nieuwe argumenten waren die twijfel konden zaaien over de eerdere beslissing.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.