ECLI:NL:RBDHA:2024:14889
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond verklaard tegen uitspraak over opschorting en intrekking van bijstandsrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 augustus 2024, wordt het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 29 mei 2024 behandeld. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard. De opposant, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had geen verzoek ingediend om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de eerdere beslissing terecht was. De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak. De zaak betreft de opschorting van het recht op bijstand van de opposant op basis van de Participatiewet (Pw) met ingang van 27 juni 2023. Het college van burgemeester en wethouders van Katwijk had het recht op bijstand opgeschort en later ingetrokken. De rechtbank stelt vast dat er geen procesbelang meer is bij de inhoudelijke beoordeling van het opschortingsbesluit, omdat het recht op bijstand inmiddels is ingetrokken. De opposant heeft als verzetsgrond aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte aannam dat het intrekkingsbesluit onherroepelijk was, omdat hij cassatie had ingesteld. De rechtbank wijst deze verzetsgrond af, verwijzend naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet. De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.