In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van vier Albanese eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, die op 27 december 2023 hun asielaanvragen indienen, stellen dat zij in Albanië voor hun leven vrezen vanwege bloedwraak. De oom van eiseres 1 heeft een moord gepleegd, en de familie van de slachtoffers zou nu wraak willen nemen op de eisers. Daarnaast hebben de eisers een conflict met de Albaanse autoriteiten over land. De staatssecretaris heeft de aanvragen op 5 maart 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij hij de verklaringen over bloedwraak ongeloofwaardig achtte en Albanië als veilig land van herkomst beschouwde.
De rechtbank behandelt de zaak op 3 april 2024, waarbij alleen de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig is. De eisers zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen over bloedwraak ongeloofwaardig zijn. De eisers hebben hun claims niet onderbouwd met documenten en hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de eisers geen gegronde vrees voor vervolging hebben en dat de aanvragen op goede gronden zijn afgewezen.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.