ECLI:NL:RBDHA:2024:1482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
NL23.23477 en NL23.23478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2024, zijn de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'familie- of gezin' beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder de aanvragen van eisers voor verblijf bij hun referente en referent afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld op de zitting van 24 november 2023, waarbij de referent, referente, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een hechte persoonlijke band tussen eisers en referente, en dat er dus geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM kan worden aangenomen. De rechtbank wijst op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eisers en de referent over de woonsituatie en de zorg voor de kinderen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de aanvragen terecht in stand heeft gelaten, en verklaart de beroepen ongegrond. Dit betekent dat de eisers geen recht hebben op een mvv en dat de afwijzing van hun aanvragen blijft staan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.23477 en NL23.23478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] , v-nummer: [nummer] , eiser

[eiser 2], v-nummer: [nummer] , eiser
[eiseres], v-nummer: [nummer] , eiseres
samen: eisers
(gemachtigde: mr. L.I. Siers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘familie- of gezin’ bij [naam 1] (referente) en [naam 2] (referent).
1.1.
De staatssecretaris heeft de aanvraag van eisers voor verblijf bij referente met het besluit van 14 november 2019 afgewezen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eisers voor verblijf bij referent met het besluit van 27 juli 2022 afgewezen. Met de bestreden besluiten van 20 juli 2023 op de bezwaren van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld op de zitting van 24 november 2023. Hieraan hebben deelgenomen: referent, referente, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvragen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dit betekent dat eisers ongelijk krijgen en de afwijzing van de aanvragen tot het verlenen van een mvv in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ten aanzien van de aanvraag tot verblijf bij referente [naam 1]
4. Referente heeft op 8 november 2018 aanvragen ingediend in het kader van nareis ten behoeve van haar biologische kinderen [naam 2] en [naam 3] . Deze aanvragen zijn door de staatssecretaris ingewilligd. [naam 2] en [naam 3] verblijven inmiddels in Nederland. Eveneens op 8 november 2018 heeft referente een aanvraag ingediend voor een mvv met het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ ten behoeve van [eiser 1] ( [eiser 1] ), [eiseres] ( [eiseres] ) en [eiser 2] ( [eiser 2] ). [eiser 1] is de stiefbroer van referente die zij als pleegkind beschouwt. [eiseres] is het pleegkind van referente die zij heeft geadopteerd van haar nicht. [eiser 2] is de geadopteerde zoon van referente. Deze aanvraag is door de staatssecretaris op 14 november 2019 afgewezen en die afwijzing is bij de beslissing op bezwaar van 19 november 2020 gehandhaafd. Het daartegen ingediende beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard [1] . Het hiertegen ingestelde hoger beroep is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 3 februari 2023 gegrond verklaard [2] . De staatssecretaris moest opnieuw op de bezwaren beslissen. Met het bestreden besluit van 20 juli 2023 is het bezwaar wederom ongegrond verklaard.
Heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte verwezen naar de eerdere in het besluit op bezwaar opgenomen tegenstrijdigheden?
5. Eisers stellen dat de staatssecretaris bij de beoordeling of sprake is van gezinsleven ten onrechte heeft verwezen naar de beslissing op bezwaar van 19 november 2020 en de daarin opgenomen tegenstrijdigheden. Volgens eisers is dit besluit door de Afdeling op 3 februari 2023 vernietigd en heeft de Afdeling niet geoordeeld dat de overwegingen ten aanzien van de gestelde tegenstrijdigheden van de rechtbank en de staatssecretaris wel deugdelijk zijn. Daarnaast betogen eisers dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de opdracht van de Afdeling [3] om in de nieuwe besluiten uit te gaan van feiten en omstandigheden die zich op dat moment voordoen en met inachtneming van die feiten en omstandigheden een nieuw standpunt in te nemen. Volgens eisers heeft de staatssecretaris onvoldoende meegenomen dat (ook) na de vlucht van eisers van Liberia naar Ghana duidelijk naar voren komt dat sprake is van hechte persoonlijke banden en dat ook de gestelde tegenstrijdige verklaringen over de gezinssituatie in een ander daglicht zijn komen te staan. [4]
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De Afdeling oordeelt in de uitspraak van 3 februari 2023 [5] dat de staatssecretaris niet meer kan volstaan met het standpunt dat geen sprake is van hechte persoonlijke banden, omdat de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM een alle relevante feiten en omstandigheden omvattende belangenafweging moet verrichten. [6] Omdat de staatssecretaris een dergelijke belangenafweging niet had verricht, vernietigde de Afdeling het besluit. Daarbij is de staatssecretaris opgedragen om over de hechte persoonlijke banden een nieuw standpunt in te nemen op grond van de feiten en omstandigheden die zich ten tijde van het nieuwe besluit voordoen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze Afdelingsuitspraak niet dat de staatssecretaris niet mag verwijzen naar eerdere standpunten in de beslissing op bezwaar van 19 november 2020, indien hij meent dat deze tegenstrijdigheden nog steeds kunnen worden tegengeworpen. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat dit het geval is. Daarbij geldt dat uit de Afdelingsuitspraak niet volgt dat het eerder ingenomen standpunt van de staatssecretaris over de hechte persoonlijke banden geen stand houdt. Of de staatssecretaris terecht meent dat de tegenstrijdigheden nog steeds kunnen worden tegengeworpen, zal hieronder nader worden besproken.
Mocht de staatssecretaris stellen dat er tussen eisers en referente geen sprake is van gezinsleven?
6. Eisers betogen dat de staatssecretaris ten onrechte geen gezinsleven heeft aangenomen tussen hen en referente. Volgens eisers is er sprake van hechte persoonlijke banden en heeft de staatssecretaris het gezinsleven in Liberia niet goed beoordeeld. [7] In rurale gebieden in Liberia is het niet ongebruikelijk dat ouders van kinderen buitenshuis wonen nabij het werk dat zij uitoefenen en dat de zorgtaken voor de kinderen om die reden door bijvoorbeeld ooms en tantes worden uitgevoerd. Dat kleurt ook de eerdere (tegenstrijdig geachte) verklaringen over de wijze van samenwonen. Referente woonde en werkte op het boerenbedrijf van haar (nieuwe) echtgenoot die was getrouwd met meerdere vrouwen. Om die reden was er niet voldoende plek voor haar en de kinderen om in één huis te wonen en zijn de jongens bij haar ouders gaan wonen. Dat eisers en referente niet allen samen in een huis woonden laat onverlet dat referente het hoofd van het gezin was en voor iedereen in levensonderhoud voorzag. Uit het dossier blijkt dan ook duidelijk dat referente de rol van ouder op zich heeft genomen. Dit is een aanwijzing dat sprake is van een hechte persoonlijke band. [8] Ook het feit dat referente geen formeel gezag heeft over de pleegkinderen is niet doorslaggevend. Uit de handelwijze van de politie op het politiebureau in Liberia ten aanzien van [eiser 2] blijkt dat referente feitelijk wel met het gezag is belast.
Daarnaast betogen eisers dat de omstandigheden die na de vlucht van referente naar Nederland hebben plaatsgevonden niet op een deugdelijke wijze bij de beoordeling zijn betrokken. Volgens eisers blijkt juist uit die omstandigheden een onmiskenbare hechte persoonlijke band. Eisers wijzen daarbij op de zeer nauwe betrokkenheid van referente bij eisers in Ghana [9] , zoals die ook volgt uit de verklaringen van referent en referente bij de hoorzitting van 5 juni 2023. Daarin is aangegeven dat referente de vlucht naar Ghana heeft geregeld, dat er dagelijks meerdere keren contact is, dat [eiser 1] de rol van opvoeder – die hij na de vlucht van referente en referent op zich heeft genomen – niet aankan, dat [eiseres] aan het puberen is, dat referente regelmatig naar Ghana gaat om de rol als moeder te vervullen, dat referente zaken regelt voor de woning, voor school en dat iedereen voldoende kleding heeft en dat zij samen uitjes ondernemen. Eisers menen dan ook dat het standpunt van de staatssecretaris, dat sprake is van een hoge mate van betrokkenheid maar niet van pleegouderschap, onvoldoende is gemotiveerd en bovendien een onjuiste conclusie is. Volgens eisers is een hechte persoonlijke band een begrip van feitelijke aard dat ex nunc moet worden beoordeeld. Tot slot verwijzen eisers naar de overgelegde stukken bij brief van 13 juli 2023 en de problemen van [naam 3] omdat zij haar broers en zusje mist.
6.1
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd over de woonsituatie en diverse andere aspecten van het dagelijks leven en de rol die referentie daarin heeft gespeeld. Zo heeft [naam 2] tijdens het interview dat met hem op 18 juli 2019 heeft plaatsgevonden – voor zover van belang – kort samengevat het volgende verklaard:
“- Ik woonde laatstelijk in [plaats 1] met mijn broer en zus (in het huis van mijn grootouders). Ik woonde daar ook met [eiser 1] , de stiefbroer van mijn moeder (referente), [eiser 2] , [eiseres] (geadopteerd) en mijn biologische zus [naam 3] ;
- Referente maakte het eten. Ze woonde ver weg van [plaats 1] . Ik hielp haar soms, ging soms naar haar toe maar woonde bij opa en oma;
- Oma zorgde voor het huishouden, zij was altijd thuis. Oma waste de schooluniformen. Opa is overleden in 2017 en oma in 2018. Ik werkte met [eiseres] en [eiser 2] op de boerderij;
- [naam 3] heeft niet lang bij haar moeder gewoond. Zij kwam ook snel bij oma wonen.
- Referente kwam af en toe langs en bracht soms eten maar ik woonde bij oma. Ik ging af en toe naar haar toe.
- [naam 3] en [eiseres] verbleven bij referente. Zij heeft vanaf haar geboorte voor [eiseres] gezorgd. Nadat referente weg was, heb ik [eiseres] meegenomen naar opa en oma. Ik heb voor de kinderen gezorgd na het overlijden van opa en oma. [naam 3] heeft even bij referente gewoond maar ging al snel naar opa en oma.
- [eiser 2] verbleef bij referente tot zij vertrok. Na haar vertrek ben ik hem gaan ophalen”.
[eiser 1] heeft tijdens het interview met hem dat op 18 juli 2019 heeft plaatsgevonden – voor zover van belang – kort samengevat het volgende verklaard:
“- Ik leefde van kleins af aan – na het overlijden van mijn moeder in 2006 aan [ziekte] – bij mijn vader en stiefmoeder ( [naam 4] ). Mijn vader is overleden in 2017;
- het gezin waar ik woonde bestond uit: adoptiebroer, adoptiezus, stiefzus ‘samen met haar dochter en zoon’ ( [naam 2] , [eiseres] , [naam 3] en [eiser 2] ). [naam 1] (stiefzus en referente) zorgde voor hen. Ze waste hun kleren, kookte en betaalde schoolgeld. [naam 1] woonde in een huis met twee meisjes en de jongens in het andere huis. De huizen waren niet ver van elkaar in [plaats 1] ;
- Na het overlijden van mijn vader zorgde [naam 2] voor de kinderen;
- Mijn stiefzus was heel belangrijk, ze zorgde, maakte dat ik naar school kon, gaf eten elke dag en kleding. Ik woonde met mijn ouders in een ander huis maar mijn stiefzus deed alles. Toen zij vertrok, zorgde [naam 2] voor de kinderen. Mijn stiefzus leefde met haar twee dochters, die kwamen bij ons toen zij vertrok. [naam 2] is ze gaan halen.
- Mijn stiefzus heeft [eiseres] naar de ouders van [eiser 1] gebracht toen zij heel klein was. Mijn stiefzus heeft [eiser 2] op enig moment naar ons gebracht en toen is hij bij ons komen wonen”.
De staatssecretaris werpt eisers, aan de hand van de afgelegde verklaringen, de volgende tegenstrijdigheden tegen:
- [naam 2] en [eiser 1] hebben verklaard tot hetzelfde huishouden te hebben behoord. [naam 2] heeft echter verklaard dat referente niet bij hen woonde en af en toe langs kwam. [eiser 1] heeft daarentegen verklaard dat referente onderdeel was van het gezin, zorgtaken had en elke dag bij hen was.
- [eiser 1] heeft verklaard dat de jongens en meisjes apart in twee verschillende huizen woonden. [naam 2] heeft echter verklaard dat [eiser 2] en [eiseres] bij referente woonde.
- [naam 2] heeft verklaard dat referente [eiseres] heeft gebracht en dat hij later [eiser 2] heeft opgehaald. [eiser 1] heeft echter verklaard dat referente beide meisjes heeft gebracht maar spreekt niet over [eiser 2] .
- [naam 2] heeft verklaard dat referente ver weg woonde, terwijl [eiser 1] heeft verklaard dat zij en referente dicht bij elkaar woonden.
- [naam 2] heeft verklaard dat [eiser 2] en [eiseres] bij referente woonden tot haar vertrek naar Nederland, terwijl beiden volgens [eiser 1] bij opa en oma verbleven. Bovendien komt de verklaring van [naam 2] niet naadloos overeen met de eerder door referente op 18 oktober 2019 afgelegde verklaring dat de meisjes bij haar verbleven en de jongens bij haar ouders.
6.2.
De staatssecretaris erkent dat in Liberia anders tegen familiebanden wordt aangekeken. De culturele verschillen vormen volgens hem echter geen verklaring voor de geconstateerde tegenstrijdigheden. Omdat de tegenstrijdigheden zien op de vraag of referente nu wel of niet dagelijks bij de kinderen was en of zij nu wel of geen zorg verleende, zijn de feitelijke omstandigheden onduidelijk gebleven. Daarmee is niet vast te stellen of persoonlijke hechte banden zijn opgebouwd. Om die reden is niet aannemelijk gemaakt dat referente voor haar komst naar Nederland pleegouder van de kinderen was en dat sprake is geweest van gezinsleven. Dat referente na haar komst in Nederland steun verleent aan eisers en regelmatig contact heeft, maakt niet dat de persoonlijke hechte banden alsnog zijn ontstaan. Dit toont hooguit aan dat sprake is van een hoge mate van betrokkenheid. De feitelijke situatie is dat de dagelijkse zorg voor eisers nu bij [eiser 1] ligt en dat referente hen op afstand ondersteunt. Ter zitting heeft de staatssecretaris hieraan toegevoegd dat referente zonder haar ouders of kinderen hierover in te lichten Liberia heeft verlaten en volgens de verklaring van [naam 2] eerst na een periode van twee jaar weer contact heeft opgenomen. Dit onderstreept volgens de staatssecretaris zijn standpunt dat terecht niet aannemelijk is bevonden dat sprake was van hechte persoonlijke banden tussen eisers en referente.
Toetsingskader
7. Voor de vraag of er tussen eisers en referente als pleegouder sprake is van beschermingswaardige gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM moet worden beoordeeld of er sprake is van een hechte persoonlijke band. [10] Volgens de toepasselijke werkinstructie [11] is een hechte en persoonlijke band een begrip van feitelijke aard en moet hierbij worden meegewogen de feitelijke rol die de ouder op zich heeft genomen, hoe lang het kind is opgenomen en of de opvang tijdelijk of structureel van aard is. Er kan worden uitgegaan van hechte en persoonlijke band als het kind is opgenomen in en wordt verzorgd door (het gezin van) de stief/pleegouder als ware het zijn of haar eigen kind. Hierbij moet worden betrokken of sprake is van samenwoning, de rol van de ouder als feitelijke verzorger in de opvoeding en verzorging van het kind als een primaire of vervangende verzorger in afwezigheid van één van de ouders.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat tussen eisers en referente de hechte persoonlijke band niet aannemelijk is gemaakt en daarmee geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris stelt terecht dat mogelijk culturele verschillen geen verklaring zijn voor de door de staatssecretaris geconstateerde tegenstrijdige verklaringen. Het gaat om tegenstrijdigheden die zien op het dagelijks leven: over of moeder wel of niet bij de kinderen was, of zij ver weg of op dezelfde plaats woonde en welke kinderen bij wie woonden. Naar het oordeel van de rechtbank geven de verklaringen van [eiser 1] , [naam 2] en referente zelf een beeld van een ‘ouder’ die op afstand betrokken was maar die de dagelijkse gang van zaken overliet aan haar ouders en in zoverre een beperkte invulling gaf aan het gezinsleven.
7.2.
Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het standpunt van de staatssecretaris, dat sprake is van een hoge mate van betrokkenheid maar niet van pleegmoederschap, onjuist is en dat dit standpunt onvoldoende is gemotiveerd. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat referente niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze voor haar komst naar Nederland hebben samengewoond of dat ze de dagelijkse zorg voor de pleegkinderen had. Ook stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat referente niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze formeel gezag heeft (gehad) over de pleegkinderen. Tot slot is niet gebleken dat de staatssecretaris de omstandigheden na de vlucht van referente niet op een deugdelijke wijze bij de beoordeling heeft betrokken. De staatssecretaris erkent in zijn besluit dat er sinds de vlucht van referente naar Nederland sprake is van een hoge mate van betrokkenheid. De staatssecretaris baseert dit standpunt op de door referente overgelegde documenten, waaronder een huurcontract, bewijzen van financiële ondersteuning, WhatsApp gesprekken, tickets van bezoeken aan Ghana en schooldocumenten. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hieruit niet een zodanige hechte persoonlijke band volgt dat sprake is van pleegouderschap. De overgelegde stukken bij brief van 13 juli 2023 over de problemen van [naam 3] maakt dit niet anders, nu deze stukken niet de hechte persoonlijke band tussen eisers en referente aannemelijk maakt. Ook kan de staatssecretaris worden gevolgd in zijn ter zitting ingenomen standpunt dat referente Liberia heeft verlaten zonder haar ouders, haar kinderen of eisers in te lichten over haar plannen en voor het eerst na twee jaar weer van zich heeft laten horen. Zoals de staatssecretaris terecht stelt, wijst dit niet op het bestaan van hechte persoonlijke banden. Dat referente – zoals ze ter zitting heeft gesteld – ook nadat ze in Nederland asiel had gekregen niet direct contact durfde op te nemen, valt niet goed te begrijpen en doet verder afbreuk aan de gestelde hechte persoonlijke band.
Het betoog slaagt niet.
Mocht de staatssecretaris stellen dat er tussen eisers en [naam 3] en [naam 5] geen sprake is van gezinsleven?
8. Eisers betogen dat – nu is gebleken dat ten onrechte geen hechte persoonlijke band tussen hen en referente is aangenomen – het ontbreken van hechte en persoonlijke banden tussen hen en [naam 3] en [naam 5] ook niet kan worden tegengeworpen en dus sprake is van aanverwantschap. Eisers wijzen daarbij op het volgende: de leeftijd van [naam 3] ten tijde van de vlucht van referente, de verzorging en het opgroeien van [naam 3] in de eerste levensjaren bij eisers en [naam 2] zonder de aanwezigheid van referente en het gegeven dat er hierover – anders dan de staatssecretaris stelt – geen tegenstrijdigheden zijn. Tevens verwijzen eisers op de verklaringen van de hoorzitting waaruit blijkt dat [naam 3] vaker met eisers belt dan referente en de stukken die in bezwaar zijn overgelegd ten aanzien van de ontwikkelingen van [naam 3] .
8.1.
Ook dit betoog slaagt niet. Tussen minderjarige kinderen en overige bloed- en aanverwanten – waaronder niet biologische broers en zussen – kan gezinsleven worden aangenomen als sprake is van een hechte persoonlijke band. [12] Hieruit volgt dat allereerst sprake moet zijn van bloed- of aanverwantschap. Dit kan in geval van eisers alleen als referente als pleegouder wordt aangemerkt. Gezien hetgeen de rechtbank in 7.1 overweegt, stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat tussen referente en eisers geen sprake is van een hechte persoonlijke band en dus dat er tussen hen geen gezinsleven kan worden aangenomen. Om die reden kan tussen [naam 3] en [naam 5] enerzijds en [eiser 1] en [eiser 2] anderzijds geen aanverwantschap worden aangenomen.
Omdat [eiseres] het geadopteerde nichtje van referente is, is er daarentegen wél sprake van bloedverwantschap tussen [eiseres] , [naam 3] en [naam 5] . Vervolgens is van belang of er sprake is van hechte persoonlijke banden. Naar oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat tussen [eiseres] en [naam 5] geen hechte persoonlijke band is, nu [naam 5] in 2019 in Nederland is geboren en hij nooit met [eiseres] heeft samengewoond dan wel dat [eiseres] een verzorgende rol ten opzichte van [naam 5] had. Daarnaast stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat ook tussen [eiseres] en [naam 3] geen sprake is van een hechte persoonlijke band nu tegenstrijdig is verklaard over de vraag of [eiseres] en [naam 3] voor de vlucht van referente samenwoonden en voor elkaar zorgden. Het enkele feit dat [naam 3] sinds haar komst in Nederland contact onderhoudt met [eiseres] is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende om een hechte persoonlijke band aan te nemen.
Tot slot verwijzen eisers naar de in bezwaar overgelegde rapporten over de ontwikkeling van [naam 3] . Eisers hebben niet nader onderbouwd welke onderdelen van de overgelegde documenten van belang zijn en waarom de reactie van de staatssecretaris in het bestreden besluit onjuist of onvoldoende was. Om die reden gaat de rechtbank hier niet nader op in.
Ten aanzien van de aanvraag tot verblijf bij referent [naam 2]
9. De rechtbank stelt voorop dat aan referent in het kader van nareis een tijdelijke asielvergunning is verleend voor verblijf bij zijn moeder [naam 1] . In zijn algemeenheid geldt dat een vreemdeling die op basis van nareis naar Nederland komt, hiermee te kennen geeft dat hij tot het gezin van zijn referent behoort. Hij kan dan niet tegelijkertijd deel uitmaken van een ander gezin. Dit laat onverlet dat een vreemdeling op wie de staatssecretaris het nareisbeleid heeft toegepast, zelf daarna een reguliere aanvraag kan indienen voor het verblijfdoel “familie en gezin” indien hij verblijf beoogt voor gezinsleden van een ander gezin. Die aanvraag kan weliswaar niet leiden tot gezinshereniging op basis van een afgeleide asielvergunning maar wel tot gezinshereniging op basis van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. In dit geval is om zo’n reguliere vergunning verzocht. Referent stelt dat hij na het vertrek van zijn moeder uit Liberia en na het overlijden van zijn opa en oma, als oudste zoon voor eisers heeft gezorgd.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat referent ten tijde van zijn nareis maar ook daarna heeft gesteld te behoren tot het gezin van zijn moeder, [naam 1] . Ook eisers hebben steeds gesteld dat zij – ook na het vertrek van [naam 1] uit Liberia – tot dit gezin hebben behoord. De rechtbank verwijst in dit verband naar de hiervoor besproken procedure waarbij eiseres verblijf hebben gevraagd bij referente. Deze vaststelling is niet zonder belang. Referent kan immers niet “pleegouder” zijn geweest van eisers, als hij tegelijkertijd samen met eisers een gezin heeft gevormd met de gestelde pleegmoeder in Nederland. Referent stelt ook op zitting dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat eisers bij hem komen wonen maar bij moeder [naam 1] . In zoverre heeft de staatssecretaris referent terecht niet aangemerkt als pleegouder van eisers.
Mocht de staatssecretaris stellen dat er tussen eisers en referent geen sprake is van gezinsleven?
10. Eisers betogen dat de staatssecretaris tussen hen en referent ten onrechte geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft aangenomen. Volgens eisers maakt het enkele feit dat referent geen officiële pleegouder is niet dat geen sprake is van een hechte persoonlijke band. Volgens eisers blijkt uit de verklaringen van referent en [eiser 1] dat referent een belangrijke rol in de opvoeding en verzorging van eisers heeft gehad en ook sprake is geweest van samenwonen in de tijd dat referente naar Nederland vluchtte. Referent is samen met eisers gevlucht naar Ghana en heeft hen in die periode ook opgevoed en verzorgd. Tevens heeft referent sinds zijn komst in Nederland nauw contact met eisers en ondersteunt hij eisers financieel samen met referente. Ook het standpunt van de staatssecretaris dat referent en eisers niet altijd hebben samengewoond omdat uit de geldoverboekingen naar referent in Ghana blijkt van een ander adres dan door eisers is opgegeven als woonadres, is onjuist. Eisers hebben hiervoor een verklaring gegeven. Zij verwijzen in dit verband naar de overgelegde emailwisseling tussen referente en de RIA Money Transfer Team. Daarnaast wordt in het bestreden besluit van referent enkel verwezen naar de tegenstrijdige verklaringen over het gezinsleven met referente zonder te motiveren waarom deze tegenstrijdigheden tot de conclusie leiden dat tussen referent en eisers geen sprake is van een hechte persoonlijke banden.
10.1.
De staatssecretaris heeft een beoordeling gemaakt van het bestaan van een hechte persoonlijke band tussen referent als pleegouder en eisers als pleegkind. Dat is ook wat door eisers is aangevraagd. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, heeft de staatssecretaris terecht geoordeeld dat referent niet als pleegouder kan worden aangemerkt. Dit laat onverlet dat een hechte en persoonlijke band tussen referent en eisers kan bestaan als zij bloed- of aanverwant zijn en als die hechte en persoonlijke band uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt. [13]
10.2.
Niet in geschil is dat van bloedverwantschap tussen [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en referent anderzijds geen sprake is. Ook van aanverwantschap is geen sprake. Dit kan alleen als referente of referent als pleegouder wordt aangemerkt. Die situatie doet zich, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet voor. Dat ligt mogelijk anders voor [eiseres] . Zij is gesteld bloedverwant van referent. Vraag is dan of een persoonlijke en hechte band kan worden aangenomen tussen [eiseres] en referent.
10.3.
Uit het bestreden besluit volgt dat de staatssecretaris het bestaan van een persoonlijke en hechte band tussen referent en eisers ook niet heeft aangenomen omdat referent niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Ghana met eisers – en dus ook [eiseres] – heeft samengewoond. Daarbij heeft de staatssecretaris er op gewezen dat referent en eisers hebben aangegeven te hebben gewoond in Accra, Ghana. Uit de overgelegde geldoverboekingen naar referent volgt echter dat als adres is gebruikt “ [adres] ”. Zowel referent als referente hebben gesteld dat dit een wijk is in Accra. Volgens de staatsecretaris is dit niet juist. Gebleken is dat [plaats 2] een plaats is in de provincie [provincie] en dat in Accra geen wijk bestaat met die naam. Nu referent stelt te hebben gewoond in Accra zou volgens de staatssecretaris van referent verwacht mogen worden dat deze informatie bij hem bekend is. Daarmee ontstaat twijfel of referent wel echt samen met eisers in Accra heeft gewoond. Daar komt bij dat de staatssecretaris de verklaring van referent dat door RIA – het overboekingskantoor – een willekeurig adres wordt gekozen, opmerkelijk heeft geacht. Indien RIA bij een geldoverboeking een willekeurige plaats zou invullen, is het immers opmerkelijk dat dit bij alle 15 afschriften dezelfde plaats is.
10.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat tussen [eiseres] en referent geen sprake is van een persoonlijke en hechte band die maakt dat sprake is van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Daarbij heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de woonsituatie voorafgaand aan het vertrek van referente uit Liberia onduidelijk is gebleven, dat referent na het vertrek van referente niet de zorg heeft gehad voor eisers als pleegouder en dat niet duidelijk is geworden of zij nadien (steeds) met elkaar hebben samengeleefd. Niet ten onrechte heeft de staatssecretaris aan referent tegengeworpen dat hij heeft gezegd dat [plaats 2] een wijk is in Accra, terwijl dit niet zo is en dat van referent mag worden verwacht dat hij dit weet als hij daadwerkelijk met eisers in Accra heeft gewoond. Eveneens heeft de staatssecretaris het opmerkelijk mogen vinden dat de plaats [plaats 2] in alle 15 overgelegde afschriften wordt genoemd, zodat niet aannemelijk is dat het geldkantoor een willekeurige plaats kiest. Onder die omstandigheden is niet aannemelijk geworden dat eisers (waaronder [eiseres] ) en referent in Ghana steeds hebben samengewoond.
Mocht de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eisers laten uitvallen?
11. Eisers betogen dat de staatssecretaris ten onrechte de belangenafweging in hun nadeel heeft laten uitvallen. Zij bestrijden niet dat er geen sprake is van inmenging, maar menen dat het gezinsleven tussen eisers en referente is aangegaan vóórdat referente naar Nederland kwam en een asielstatus kreeg. [14] In dat verband mogen geen voorwaarden gesteld worden die het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn ongedaan maken. Die richtlijn geldt immers ook voor een reguliere aanvraag om gezinshereniging. [15] Volgens eisers heeft de staatssecretaris in de besluitvorming hiermee onvoldoende rekening gehouden. Daarnaast betogen eisers dat ten onrechte niet bij de belangenafweging is betrokken dat sprake is van gezinsleven en dat het besluit op dit punt ondeugdelijk is gemotiveerd. De situatie van eisers lijkt op de casuspositie 2 van de werkinstructie [16] waarin het weigeren van verblijf leidt tot een schending van artikel 8 EVRM.
Verder betogen eisers dat de staatssecretaris de omstandigheid dat niet wordt voldaan aan de vereisten voor een reguliere vergunning te zwaar in het nadeel meeweegt. Volgens eisers zou het toestaan van verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM op deze manier zinledig worden. Ook heeft de staatssecretaris de banden met Nederland en Liberia onjuist gewaardeerd. Verder heeft de staatssecretaris het economische belang ten onrechte niet in het voordeel van eisers meegewogen. Volgens eisers heeft referente nooit een beroep op de openbare middelen gedaan en werkte zij al toen ze nog in het AZC verbleef. Daarentegen is de omstandigheid dat in de toekomst mogelijk een beroep wordt gedaan op de gezondheidszorg en huisvesting door de staatssecretaris te zwaar meegewogen. Eisers zullen bij referente gaan inwonen en zijn allemaal gezond.
Daarnaast betogen eisers dat, nu de staatssecretaris ten onrechte geen gezinsleven heeft aangenomen, de objectieve belemmering om gezinsleven in Liberia of Ghana uit te oefenen en onrechte niet zwaar in het voordeel meeweegt. Ook is ten onrechte niet meegewogen dat het verblijf van eisers in Ghana illegaal is en er geen mogelijkheid bestaat tot het verkrijgen van een verblijfsrecht.
Tot slot betogen eisers dat de staatssecretaris het belang van de kinderen niet op juiste wijze bij de beoordeling heeft betrokken en dat dit belang ten onrechte niet zwaar in het voordeel is meegewogen. In de bezwaarfase uitvoerig toegelicht dat het leven van eisers in Ghana zwaar is en zonder steun van referente en referent het niet goed gaat. Eisers verwijzen daarbij naar eerder aangehaalde punten. Ook is er op gewezen dat het voor de ontwikkeling van [naam 3] goed is als gezinsleven in Nederland wordt toegestaan.
11.2.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft zorgvuldig en voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging niet in het voordeel van eisers uitvalt. De staatssecretaris heeft zich op zitting terecht op het standpunt gesteld dat hij bij de belangenafweging een ander vertrekpunt inneemt dan eisers, nu hij in de besluitvorming juist géén gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft aangenomen. Dit weegt zwaar in het nadeel van eisers. Daarmee is niet gezegd dat het bepaalde in artikel 8 van het EVRM met een dergelijke belangenafweging zinledig wordt. Andere zwaarwegende factoren kunnen maken dat de balans in het voordeel van een vreemdeling omslaat. Maar dat is hier niet het geval. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte in het nadeel meegewogen dat de toelating van eisers niet in het belang is van de Nederlandse staat, nu niet kan worden uitgesloten dat eisers (in de toekomst) een beroep zullen doen op de openbare middelen en eisers bovendien gebruik zullen maken van collectieve voorzieningen als medische zorg, onderwijs en gebruik van de infrastructuur. Het enkele feit dat referente nooit een beroep heeft gedaan op openbare middelen en al in het AZC werkte, maakt niet dat dit gegeven opweegt tegen het zwaarder wegende economische belang van de Nederlandse Staat. Verder heeft de staatsecretaris niet ten onrechte in het nadeel van eisers gewogen dat zij geen banden hebben met Nederland. Dat sprake zou zijn van een objectieve belemmering om gezinsleven in Liberia uit te oefenen, heeft de staatssecretaris niet ten onrechte van beperkt gewicht geacht. Te meer nu de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat van gezinsleven geen sprake is (geweest). Tot slot heeft de staatssecretaris de omstandigheden waaronder eisers verblijven en het belang van de in Nederland wonende kinderen betrokken in de belangenafweging. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de belangenafweging op dat punt niet op juiste wijze is verricht dan wel ten onrechte niet zwaar in het voordeel is meegewogen.
11.3.
Eisers hebben er terecht op gewezen dat referent valt onder het toepassingsbereik van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Niet duidelijk is echter wat zij hiermee hebben beoogd. In een situatie zoals hier aan de orde betekent de toepasselijkheid van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet dat de staatssecretaris een andere belangenafweging moet maken dan de belangenafweging waar artikel 8 van het EVRM toe verplicht.

Conclusie en gevolgen

12. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvragen voor een mvv in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Gelderland 27 mei 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2627.
2.ABRvS 3 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:462.
3.Eisers verwijzen naar r.o. 2 van de Afdelingsuitspraak.
4.Eisers verwijzen naar Werkinstructie 2020/16, par. 3.3.2.
5.Zie ECLI:NL:RVS:2023:462, r.o. 1.
6.Zie vaste Afdelingsjurisprudentie van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006, r.o. 9.3.1 en 23 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3935, r.o. 1.
7.Eisers verwijzen naar de bronnen genoemd in punt 13 van de bezwaargronden van 7 november 2023.
8.Eisers verwijzen naar de werkinstructie 2020/16.
9.Eisers verwijzen naar de punt 15 van de bezwaargronden en de daarbij overgelegde stukken.
10.Zie paragraaf B7/3.8.1 VC en werkinstructie 2020/16 paragraaf 3.3.2
11.Werkinstructie 2020/16 paragraaf 3.3.2.
12.Zie paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire en Werkinstructie 2020/16 paragraaf 3.3.2.
13.Zie paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire en Werkinstructie 2020/16 paragraaf 3.3.2.
14.Eisers verwijzen naar het arrest K en B van het Hof van Justitie van 7 november 2018 en de Gezinsherenigingsrichtlijn considerans onder 8 waarin wordt gewezen op de precaire vluchtsituatie van asielstatushouders als zijn gezinsleden.
15.Eisers verwijzen daarbij naar een uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:758.
16.Werkinstructie 2020/16, p. 27.