Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, het college
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van het college dat wanneer door schending van de inlichtingen- en medewerkingsplicht het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, het recht op bijstand kan worden geweigerd, beëindigd of ingetrokken.
3. Eiseres is het daarmee niet eens. Zij vindt dat het recht op bijstand ten onrechte is ingetrokken. Uit het onderzoek is immers gebleken dat zij het college altijd heeft voorzien van de juiste informatie en dat zij transparant is geweest met betrekking tot haar telefoonnummer, haar verblijf, bankgegevens, bezittingen en overige relevante informatie in het kader van de Pw. Op 15 juni 2022 heeft een huisbezoek op het uitkeringsadres plaatsgevonden. Het college heeft daarbij echter nagelaten een tolk in te schakelen, en het verslag van het huisbezoek is niet aan eiseres voorgehouden en ook niet op ambtseed opgemaakt. Bovendien berust het huisbezoek niet op een redelijke grond. Niet meewerken aan een huisbezoek heeft alleen consequenties wanneer er voor dat huisbezoek een redelijke grond bestaat. Dat de heer [naam 3] weleens bij eiseres over de vloer komt, rechtvaardigt geen huisbezoek. Hij is immers de vader van haar kinderen. Hij komt regelmatig langs om omgang met hen te hebben. Volgens eiseres had het college een nieuwe afspraak moeten inplannen voor het verhoor en het huisbezoek en daarbij een tolk moeten inschakelen. Eiseres heeft het doel van het huisbezoek niet in een voor haar begrijpelijke taal begrepen. Dat er in 2019 ook een huisbezoek is geweest, maakt dit niet anders. Ook toen is geen tolk ingeschakeld. Dat zij nu moet begrijpen waarom er een huisbezoek is afgelegd, omdat dat in 2019 ook al was gedaan, gaat daarom volgens eiseres niet op. Het college gaat er in bezwaar ten onrechte van uit dat eiseres een weigerachtige houding had ten opzichte van het huisbezoek en dat haar in de Franse taal is uitgelegd wat het informed consent formulier inhield. Zij ontkent iets te hebben getekend, heeft steeds om een tolk gevraagd en vond de rapporteurs onderdrukkend. Alle gesprekken hebben in het Nederlands (een taal die zij niet machtigs is) plaatsgevonden. Zij is van mening dat zij heeft voldaan aan de inlichtingen- en medewerkingsplicht en dat zij heeft meegewerkt aan het huisbezoek. Zij heeft immers alle vragen – voor zover begrepen – beantwoord en zij heeft het college toegang verschaft tot haar woning.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
4.1 De belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Pw. Dit staat in artikel 17, tweede lid, van de Pw. Indien hij deze medewerkingsplicht in onvoldoende mate nakomt en als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of hij in bijstand behoevende omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Pw, kan de bijstand worden geweigerd, beëindigd of ingetrokken. [1] 4.2 De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens het op 15 juni 2022 afgelegde huisbezoek op haar woonadres twee rapporteurs van het college toegang heeft verschaft tot haar woning en hun vragen heeft beantwoord. Zij heeft hen echter geweigerd de door hen in de woning aangetroffen administratie van [naam 3] in te laten zien. Ondanks de aan haar geboden hersteltermijn, bleef zij weigerachtig de gevraagde inzage te verlenen. De rapporteurs hebben daarop het huisbezoek afgebroken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres door haar weigerachtige houding haar medewerkingsplicht heeft geschonden, waardoor het college niet langer in staat was het recht op bijstand vast te stellen.
4.3 Aan het niet meewerken aan een huisbezoek kunnen pas gevolgen worden verbonden – in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van de bijstand – als voor dat huisbezoek een redelijke grond bestaat. Een redelijke grond voor een huisbezoek bestaat als voorafgaand aan – dat wil zeggen: vóór of uiterlijk bij aanvang van – het huisbezoek duidelijk is dat redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door de betrokkene verstrekte gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand én duidelijk is op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden daaraan kan worden getwijfeld. Ook moeten deze gegevens niet op een andere effectieve en voor de betrokkene minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd. [2] 4.4 Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat er in de in het bestreden besluit genoemde onderzoeksbevindingen en in de in het gesprek van 15 juni 2022 door eiseres gegeven antwoorden een redelijke grond besloten ligt voor het huisbezoek. Bij het college was terecht twijfel gerezen aan de juistheid van de door eiseres opgegeven woonsituatie.
4.5 Eiseres heeft betwist dat zij voor informed consent heeft getekend. Zij zegt dat zij de Nederlandse taal niet machtig is en dat er geen tolk aanwezig was die haar in het Frans kon uitleggen wat er van haar werd gevraagd. Het dossier bevat echter een door eiseres ondertekend informed consent formulier. Daarmee heeft zij informed consent gegeven voor het op 15 juni 2022 afgelegde huisbezoek op het uitkeringsadres. Dat zij niet heeft begrepen wat zij heeft getekend acht de rechtbank niet geloofwaardig. De ter zitting aanwezige sociaal rechercheur [naam 2] heeft verklaard dat een tolk Frans (van Global Talk) eiseres, tijdens het op 15 juni 2022 voorafgaand aan het huisbezoek gehouden gesprek, via de telefoon heeft uitgelegd wat informed consent inhield. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. De beroepsgrond dat er ten onrechte geen tolk was ingeschakeld treft daarom geen doel.
4.6 Gelet op het voorgaande was het college bevoegd om het recht op bijstand met ingang van 4 juli 2022 te beëindigen en over de periode van 15 juni 2022 tot 4 juli 2022 in te trekken. De rechtbank ziet geen grond dat het college in het geval van eiseres niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken.