9.1.De rechtbank heeft begrepen dat de waarnemingen, de pintransacties, en het buurtonderzoek bij het uitkeringsadres dragend zijn voor de conclusie dat eiser zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres in de te beoordelen periode. Verweerder heeft dat in het bestreden besluit als volgt gemotiveerd. Uit de bankafschriften van eiser hebben de sociaal rechercheurs geconcludeerd dat de pintransacties van eiser op zijn betaalrekening vanaf 13 maart 2021 bijna allemaal in [plaats 1] plaatsvinden. Het merendeel van de transacties heeft plaatsgevonden in de wijk Meerzicht, de wijk waar het uitkeringsadres zich bevindt. De pintransacties zijn dusdanig zijn toegenomen dat dit er volgens verweerder op wijst dat hij vanaf 1 juli 2021 zijn hoofdverblijf heeft bij eiseres. Er hebben 40 waarnemingen plaatsgevonden rondom het uitkeringsadres in de periode van 18 oktober 2021 tot en met 31 januari 2022. Daarbij hebben de sociaal rechercheurs geconstateerd dat de auto van eiser van die 40 keer, 34 keer dichtbij het uitkeringsadres is waargenomen. De auto is ook dichtbij het uitkeringsadres waargenomen op momenten dat de dochter van eisers volgens de omgangsregeling bij eiser zou verblijven in het weekend. Uit het buurtonderzoek bij het uitkeringsadres volgt volgens verweerder dat eiser is herkend als één van de bewoners is van het uitkeringsadres. Bij foto’s die van hem werden getoond, werd hij herkend als de buurman. Eén buurvrouw wist te vertellen dat eiser er al sinds juli 2021 woonde. Uit het buurtonderzoek blijkt niet dat eiser bij zijn moeder of vriend verblijft, zoals in bezwaar naar voren is gebracht.
10. Eiseres bestrijdt dat eiser zijn hoofdverblijf bij haar had. Verweerder heeft met het hiervoor beschreven onderzoek onvoldoende aannemelijk gemaakt dat eiser zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres en dus is niet aannemelijk geworden dat zij een gezamenlijke huishouding vormden in de te beoordelen periode. Eiseres stelt ten aanzien van de waarnemingen dat eiser zijn auto vaak in de buurt van haar woning parkeerde voor de geruststelling van hun dochtertje. Zo kon zij zien dat haar vader in de buurt was. Dat wil volgens eiseres niet zeggen dat eiser bij haar verblijft. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de waarnemingen slechts betrekking hebben op een deel van de ingetrokken periode en dus niet aan de gehele periode ten grondslag kunnen worden gelegd.
11. De rechtbank is van oordeel het betoog van eiseres slaagt. De waarnemingen maken naar het oordeel van de rechtbank inderdaad onvoldoende aannemelijk dat eiser zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres in de te beoordelen periode. Daarvoor is het volgende van belang. De waarnemingen zijn verricht tussen 18 oktober 2021 en 31 januari 2022 en kunnen om die reden al niet als bewijs kunnen dienen voor gezamenlijk hoofdverblijf in de periode van 1 juli 2021 tot 18 oktober 2021 (periode I). Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat uit de waarnemingen ook niet kan worden afgeleid dat eiser op het uitkeringsadres zijn hoofdverblijf had in de periode van 18 oktober 2021 tot en met 31 januari 2022 (periode II). Uit het verslag van de waarnemingen volgt namelijk dat de auto van eiser wel is waargenomen nabij het uitkeringsadres, maar geen enkele keer is waargenomen dat eiser de woning van eiseres betrad of verliet, samen met eiseres dan wel alleen. Daarbij betrekt de rechtbank dat, hoewel de rechtbank de stelling van eiseres niet geloofwaardig acht dat de auto van eiser in de nabijheid geparkeerd werd voor de geruststelling van de dochter, het niet onaannemelijk is voor eiser om zijn auto te parkeren inde buurt van het uitkeringsadres, omdat hij immers samen met eiseres zorg draagt voor hun dochter.
12. Eiseres stelt verder dat het buurtonderzoek onzorgvuldig is geweest. De verklaringen van de buurtbewoners bij het uitkeringsadres zijn onvoldoende concreet en gedetailleerd, omdat ze geen specifieke informatie bevatten over de bewoning van het uitkeringsadres en het dagelijks leven in en om de woning. Ook bevat de verklaring van de buurtbewoner van nummer 204 (bewoner 204) een ontlastende omstandigheid voor eiseres die verweerder ten onrechte niet bij de beoordeling heeft betrokken. Zij heeft namelijk verklaard dat zij de vrouw vaker ziet dan de man. Bovendien weerspreekt de latere verklaring van bewoner 204 die in beroep is ingebracht, de verklaring zoals verweerder die heeft vastgelegd aan de deur. Tot slot stelt eiseres dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht dat eiser bij zijn vriend en zijn moeder verbleef in [plaats 1].
13. Ten aanzien van het buurtonderzoek bij het uitkeringsadres overweegt de rechtbank het volgende. Er zijn twee niet-anonieme verklaringen van buurtbewoners bij het uitkeringsadres. De eerste verklaring is die van bewoner 204. De tweede verklaring is van bewoner 207.