ECLI:NL:RBDHA:2024:14670
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot zicht op uitzetting en voortvarendheid van de minister
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 september 2024, wordt de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, getoetst. De maatregel is gebaseerd op artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 en is eerder al beoordeeld in uitspraken van 23 mei en 17 juli 2024. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 3 september 2024 gesloten en de zaak niet op zitting behandeld.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 11 juli 2024. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is, omdat er nog geen laissez-passer is verstrekt door de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat het ontbreken van een nationaliteitsverklaring niet betekent dat deze niet zal worden verstrekt. De minister heeft voldoende voortvarend gehandeld, zoals blijkt uit de maandelijkse vertrekgesprekken en de opvolging van de lp-aanvraag.
Eiser betoogt verder dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel, maar ook deze beroepsgrond wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.