ECLI:NL:RBDHA:2024:14599

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL24.27817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een Georgische nationaliteit op basis van de status van Georgië als veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een eiser van Georgische nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend tegen het besluit van 3 juli 2024, waarin de asielaanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen. De zitting vond plaats op 4 september 2024, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond is. Eiser stelt dat hij in Georgië is bedreigd vanwege zijn rol als voorlichter en toezichthouder bij de verkiezingen en dat hij onterecht is veroordeeld voor drugsbezit. De minister heeft echter geoordeeld dat Georgië in algemene zin kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijke vervolging te vrezen heeft. De rechtbank wijst erop dat de minister de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser in twijfel trekt, vooral omdat eiser geen ondersteunende documenten heeft overgelegd en zijn verklaringen inconsistent zijn.

De rechtbank benadrukt dat het aan de eiser is om aan te tonen dat de autoriteiten in Georgië hem geen bescherming kunnen bieden, wat in dit geval niet is gelukt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27817

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum],
van Georgische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.
(gemachtigde: mr. J.D. Alberda).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en het verzoek een voorlopige voorziening te treffen. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 juli 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde hebben voorafgaand aan de zitting bericht niet te zullen verschijnen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij omstreeks 2012 werd bedreigd vanwege zijn functie als voorlichter en toezichthouder bij de verkiezingen. Eiser stelt verder dat hij als gevolg van deze rol in 2014 valselijk is beschuldigd en veroordeeld voor drugsbezit. Eiser is naar eigen zeggen ook na zijn vrijlating in 2017 bedreigd door de politie en vertegenwoordigers van de regering, met als doel dat hij Georgië zou verlaten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
De identiteit, nationaliteit en herkomst;
Ten onterechte veroordeeld.
5.1.
De minister heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen omdat hij element 2 ongeloofwaardig acht en Georgië voor eiser een veilig land van herkomst is. Eiser heeft volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat Georgië voor hem niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Overwogen is dat eiser geen grote rol speelde bij de verkiezingen en niet inzichtelijk is gemaakt waarom na de verkiezingswinst zoveel moeite zou worden gedaan om eiser het land uit te krijgen. De stelling van eiser dat de Georgische autoriteiten graag wilden dat hij Georgië zou verlaten is verder in tegenspraak met het gegeven dat eiser telkens legaal de in- en uitreis van Georgië heeft gemaakt en dat hij na terugkeer uit Oostenrijk zeven maanden in Georgië heeft verbleven.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
6. Georgië kan in algemene zin kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Eiser stelt in zijn beroepsgronden weliswaar dat Georgië geen veilig land is en verwijst hiervoor naar een bericht van Amnesty International over het gewelddadig beëindigen van protesten tegen repressieve wetgeving door de politie in mei van dit jaar, maar de enkele verwijzing naar dit bericht is onvoldoende om aan te nemen dat Georgië niet langer als een veilig land kan worden aangemerkt. De ABRvS heeft eerder overwogen dat de aanwijzing van een veilig land van herkomst betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit dat land geen internationale bescherming nodig hebben (zie de uitspraak van 22 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3605) en dat de (nationale) autoriteiten effectieve bescherming bieden. Het is dan aan de eiser om aannemelijk te maken dat de autoriteiten van Georgië hem geen bescherming kunnen bieden (ABRvS 20 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1320). Hiervoor geldt een hoge drempel gelet op het eerdergenoemde rechtsvermoeden.
7. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser onterecht is veroordeeld. Daartoe is overwogen dat eiser hierover onvoldoende documenten heeft overgelegd, zonder daarvoor een goede verklaring te geven en zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
Bij het wegen van het feit dat eiser over geen enkel document beschikt, is van belang geacht dat eiser Georgië in 2021 eerder heeft verlaten en toen asiel heeft aangevraagd in Oostenrijk. Na drie maanden in Oostenrijk heeft eiser besloten terug te keren naar Georgië. Vanaf dat moment had eiser volgens de minister moeten weten dat hij inspanningen moet verrichten om zijn asielrelaas bij een aanvraag te onderbouwen, bij voorkeur met documenten. Eiser is daarop een periode van zeven maanden in Georgië verbleven. In september 2022 heeft eiser Georgië opnieuw verlaten. De minister neemt niet ten onrechte het standpunt in dat bij dit verblijf in Georgië van eiser op zijn minst pogingen hadden mogen worden verwacht om documenten te verkrijgen. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder verder deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft met zijn gronden dan ook geen argumenten gegeven die kunnen afdoen aan het bestreden besluit.
8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra – Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.