In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend tegen de Minister van Asiel en Migratie, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe, wat betekent dat de aanvraag van eiseres naar verwachting pas in februari 2025 in behandeling zal worden genomen. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend te beslissen.
De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eiseres rechtsgeldig verweerder in gebreke heeft gesteld. Het beroep is gegrond, wat betekent dat de rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt verweerder een beslistermijn van acht weken op, met de mogelijkheid tot verlenging tot zestien weken indien nader onderzoek nodig is.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, en is openbaar gemaakt op 13 augustus 2024.