ECLI:NL:RBDHA:2024:22796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
NL24.38602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op nareisaanvraag en rechterlijke dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van 13 augustus 2024. In die uitspraak was bepaald dat de minister van Asiel en Migratie binnen acht weken moest beslissen op de nareisaanvraag van eiseres. Eiseres heeft echter beroep ingesteld omdat deze termijn niet is nageleefd. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks dat eiseres het beroep te vroeg had ingesteld, omdat de termijn inmiddels was verstreken. De rechtbank bepaalt dat verweerder uiterlijk op 22 december 2024 alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Indien verweerder dit niet doet, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing gegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38602
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Hassan)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 augustus 20241. In die uitspraak staat dat verweerder binnen acht weken moet beslissen op de nareisaanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in, omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.2

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)- principe. In verband met deze nieuwe werkwijze is het de rechtbank bekend dat verweerder primair verzoekt om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal gaan behandelen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.3 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
2 Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
door het bestuursorgaan is ontvangen.4
4. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de rechtbank in de genoemde uitspraak van 13 augustus 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een besluit.5
5. Eiseres heeft te vroeg beroep ingesteld. De termijn van acht weken waarbinnen verweerder moet beslissen was namelijk nog niet voorbij toen eiseres het beroep indiende. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is.
6. In dit geval beslist de rechtbank dat het beroep tóch ontvankelijk is, omdat de termijn van acht weken inmiddels wel is verlopen en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
7. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 25 augustus 2023. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder die aanvraag diezelfde dag of kort nadien ontvangen heeft. Eiseres heeft het tweede beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag ingesteld op
3 oktober 2024, terwijl de rechterlijke dwangsom op dat moment nog niet was volgelopen. Bij een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit blijft procesbelang in beginsel bestaan zolang er nog geen besluit is, ook als een eerder opgelegde dwangsom nog niet volledig is verbeurd.6 Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
8. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.7 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.8
9. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De stand van zaken in het dossier van eiseres is dus onduidelijk. Gelet op het feit dat de lopende dwangsom zal eindigen op 22 december 2024, vindt de rechtbank het passend om te bepalen dat verweerder uiterlijk op die datum alsnog moet beslissen.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
10. Verweerder zal per 23 december 2024 een nieuwe dwangsom van € 200,- moeten betalen voor elke dag waarmee de in de onderhavige uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder.9 Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
11. In de uitspraak van 13 augustus 2024 is aan eiseres al de volledige bestuurlijke dwangsom toegekend. De rechtbank kent niet nogmaals een dwangsom toe en wijst het verzoek daarom af.
4 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6 ABRvS 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1684.
7 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
9 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder uiterlijk op 22 december 2024 alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 november 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.