ECLI:NL:RBDHA:2024:1439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/4026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bevestiging optieverklaring Nederlanderschap op basis van nationaliteit moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van de minister van Buitenlandse Zaken om haar optieverklaring voor het verkrijgen van het Nederlanderschap te bevestigen. Eiseres, geboren in 1949 met de Britse nationaliteit, stelt dat haar moeder ten tijde van haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van eiseres door haar huwelijk met een Britse man waarschijnlijk haar Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Eiseres heeft geen gelegaliseerde huwelijksakte overgelegd die aantoont dat haar moeder ten tijde van haar geboorte nog de Nederlandse nationaliteit had. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de optieverklaring heeft geweigerd, omdat niet kan worden vastgesteld dat de moeder van eiseres op het moment van de geboorte van eiseres nog de Nederlandse nationaliteit bezat. De rechtbank wijst erop dat het beschikken over een Nederlands paspoort niet automatisch betekent dat de nationaliteit behouden is gebleven. De uitspraak is openbaar gedaan en het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4026

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] ( [land 1] ), eiseres

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.Th. van Maurik).

Inleiding

1. Bij besluit van 10 augustus 2022 heeft verweerder geweigerd de door eiseres bij de Nederlandse ambassade te Londen, Groot-Brittannië, afgelegde verklaring ter verkrijging van het Nederlanderschap (hierna: optieverklaring), te bevestigen.
1.1.
Bij besluit van 2 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] , [land 2] , geboren. Zij heeft de Britse nationaliteit. Haar moeder, [naam] , heeft door geboorte het Nederlanderschap verkregen. Haar vader had de Britse nationaliteit. De ouders van eiseres waren getrouwd. De exacte trouwdatum is onbekend omdat de huwelijksakte ontbreekt, maar eiseres heeft aangegeven dat haar ouders op [datum] 1948 in [plaatsnaam] ( [land 2] ) zijn gehuwd. Omdat eiseres geen documenten heeft overgelegd waaruit blijkt wanneer de moeder is gehuwd, heeft verweerder geweigerd de optieverklaring te bevestigen. Zonder gelegaliseerde huwelijksakte van haar ouders kan niet met zekerheid komen vast te staan dat eiseres voldoet aan de voorwaarde te zijn geboren uit een Nederlandse moeder. Uitgaande van de opgegeven huwelijksdatum is het volgens verweerder immers zeer waarschijnlijk dat de moeder van eiseres door haar huwelijk de Britse nationaliteit heeft verkregen en hierdoor haar Nederlanderschap heeft verloren.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat zij voor 1 januari 1985 is geboren uit een moeder die ten tijde van haar geboorte Nederlander was, terwijl de vader ten tijde van die geboorte niet-Nederlander was. Zij vindt dan ook dat zij in aanmerking komt voor bevestiging van de optieverklaring. Eiseres voert aan dat zij geen enkele reden heeft kunnen vinden waarom haar moeder bij het huwelijk haar Nederlandse nationaliteit zou hebben verloren. Het meest aannemelijk is dat haar ouders na 1 januari 1949 zijn getrouwd, omdat haar moeder pas in 1949 Nederland heeft verlaten. Zij stelt dat haar moeder zowel bij haar geboorte als daarna de Nederlandse nationaliteit had. Haar moeder heeft nooit vrijwillig afstand gedaan van haar Nederlandse nationaliteit. Daarnaast was haar moeder ten tijde van haar overlijden in het bezit van een Nederlands paspoort en daarmee de Nederlandse nationaliteit.
Wat zijn de regels?
4. Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) verkrijgt na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring door een bevestiging als bedoeld in het derde lid het Nederlanderschap:
de vreemdeling die vóór 1 januari 1985 is geboren uit een moeder die ten tijde van zijn geboorte Nederlander was, terwijl de vader ten tijde van die geboorte niet-Nederlander was.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geweigerd de optieverklaring te bevestigen. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
5.1.
Een Nederlandse vrouw verloor tot 1 maart 1964 door een huwelijk met een niet-Nederlander oorspronkelijk altijd automatisch het Nederlanderschap. [1] In gevallen waarin zij door een dergelijk huwelijk niet de nationaliteit van haar man verkreeg of hij staatloos was, had een huwelijk staatsloosheid van de vrouw tot gevolg. Op 1 juli 1937 is, met terugwerkende kracht tot 1 juli 1893, de WNI 1892 gewijzigd en werd een Nederlandse vrouw niet langer door te huwen staatloos, tenzij zij geen gebruik maakte van een eenvoudige wijze om de nationaliteit van haar man te verkrijgen door bijvoorbeeld optie of registratie. Had de man geen nationaliteit dan geldt dat een vrouw met de Nederlandse nationaliteit sinds 1 juli 1893 altijd in het bezit is gebleven van het Nederlanderschap.
5.2.
Verder blijkt uit de British Nationality and Status of Aliens Act 1914 dat als een vrouw huwde met een Brits onderdaan vóór 1 januari 1949, zij door dit huwelijk automatisch de Britse nationaliteit verkreeg. [2]
5.3.
Niet in geschil is dat de vader van eiseres, de man van de moeder, de Britse nationaliteit had. Eiseres heeft verklaard dat haar ouders zijn gehuwd. Dit volgt ook uit haar geboorteakte. Eiseres heeft gedurende de procedure verschillende stellingen ingenomen over de huwelijksdatum. Zo heeft zij eerst verklaard dat haar ouders op [datum] 1948 in [plaatsnaam] , [land 2] , zijn gehuwd. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat uit de documenten blijkt dat haar ouders naar alle waarschijnlijkheid vóór 10 maart 1949 zijn gehuwd. In beroep heeft eiseres gesteld dat haar moeder pas op 10 maart 1949 naar [land 2] is geëmigreerd en dat het daarom aannemelijk is dat haar ouders na 1 januari 1949 zijn gehuwd.
5.4.
Het is aan eiseres om de nationaliteit van haar moeder aannemelijk te maken. Dit kan met informatie uit objectieve bronnen, zoals een gelegaliseerde en vertaalde huwelijksakte of, als het huwelijk hieruit blijkt, met de persoonskaart of het afschrift uit de BRP van de ouders. Eiseres heeft een verklaring van de UK Visas and Immigration van 9 februari 2023 overgelegd. Aan deze verklaring kan niet de waarde worden toegekend die eiseres hieraan gehecht wenst te zien. Hierin wordt namelijk enkel verklaard dat de moeder de Britse nationaliteit niet door registratie of naturalisatie heeft verkregen. Niet wordt uitgesloten dat de moeder naar het toen geldende Britse recht door het huwelijk automatisch de Britse nationaliteit heeft verkregen. Om voor bevestiging van de optieverklaring in aanmerking te komen, moet met zekerheid vaststaan dat de moeder van eiseres het Nederlanderschap nog bezat op de dag van haar geboorte. Gelet op de verklaringen van eiseres en het niet kunnen overleggen van documenten waaruit volgt wanneer de moeder van eiseres is gehuwd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de moeder van eiseres ten tijde van de geboorte van eiseres nog de Nederlandse nationaliteit bezat.
5.5.
Het feit dat de moeder van eiseres tot haar overlijden in het bezit was van een Nederlands paspoort doet hier niet aan af. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR) volgt dat de wijzen waarop het Nederlanderschap wordt verkregen limitatief zijn bepaald in de wet. [3] Daaronder is niet begrepen een zodanige verkrijging door de werking van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Daarbij is geoordeeld dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen doordat van overheidswege bij de betrokkene het vertrouwen is gewekt dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Het beschikken over een Nederlands paspoort kan dus weliswaar een indicatie zijn, maar geeft in dit verband geen sluitend bewijs van het bezit van het Nederlanderschap.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht heeft geweigerd de optieverklaring te bevestigen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 5 (oud), van de Wet op het Nederlanderschap en ingezetenschap van 12 december 1892 (WNI 1892) en paragraaf 1.2.1.1.van de Toelichting op artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i, van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding).
2.Artikel 10, van de British Nationality and Status of Aliens Act 1914.
3.Zie de uitspraken van de HR van 16 september 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1450 en 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8544.