Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een asielzoeker, een voorlopige voorziening heeft verzocht. Verzoeker had op 6 februari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had deze aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker had tegen dit besluit beroep ingesteld, dat geregistreerd was onder zaaknummer NL24.26940. De rechtbank had het onderzoek in deze beroepszaak op 22 augustus 2024 gesloten, maar op 6 september 2024 werd het onderzoek heropend en de behandeling aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geschorst zouden worden en hij niet aan Kroatië zou worden overgedragen totdat op zijn beroep was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had bij de verzochte voorziening, omdat hij de behandeling van zijn beroep niet in Nederland mocht afwachten. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe, schorste het bestreden besluit en bepaalde dat verzoeker niet aan Kroatië mocht worden overgedragen totdat er een beslissing op het beroep was genomen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875.
Deze uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker zwaarder laten wegen dan die van verweerder, die uitvoering wilde geven aan het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.