ECLI:NL:RBDHA:2024:14338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
NL24.26941
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië

Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een asielzoeker, een voorlopige voorziening heeft verzocht. Verzoeker had op 6 februari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had deze aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker had tegen dit besluit beroep ingesteld, dat geregistreerd was onder zaaknummer NL24.26940. De rechtbank had het onderzoek in deze beroepszaak op 22 augustus 2024 gesloten, maar op 6 september 2024 werd het onderzoek heropend en de behandeling aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geschorst zouden worden en hij niet aan Kroatië zou worden overgedragen totdat op zijn beroep was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had bij de verzochte voorziening, omdat hij de behandeling van zijn beroep niet in Nederland mocht afwachten. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe, schorste het bestreden besluit en bepaalde dat verzoeker niet aan Kroatië mocht worden overgedragen totdat er een beslissing op het beroep was genomen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875.

Deze uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker zwaarder laten wegen dan die van verweerder, die uitvoering wilde geven aan het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL24.26941
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers), en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL24.26940. Dit beroep is op 22 augustus 2024 op zitting behandeld en het onderzoek is gesloten. Op 6 september 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de behandeling van het beroep aangehouden.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen strekkende tot schorsing van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit en een verbod op overdracht aan Kroatië tot op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verzoeker heeft op 6 februari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Uit Eurodac blijkt dat verzoeker op 21 december 2023 in Bulgarije, en op 5 januari 2024 in Kroatië een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft op 11 maart 2024 de Kroatische autoriteiten verzocht om verzoeker terug te nemen. Op 25 maart 2024 zijn de Kroatische autoriteiten daarmee akkoord gegaan. Om deze reden heeft verweerder bij het bestreden besluit besloten dat de asielaanvraag die verzoeker in Nederland heeft ingediend niet in behandeling wordt genomen omdat Kroatië hiervoor verantwoordelijk is.
2. De voorzieningenrechter is ermee bekend dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 28 augustus 2024 een zaak op zitting heeft behandeld (nr. 202404639/1/V3) waarin zowel de toegang tot en kwaliteit van opvangvoorzieningen, als ook het risico op pushbacks in Kroatië aan de orde zijn gekomen. De Afdeling heeft voorafgaand aan die behandeling ter zitting aan verweerder vragen gesteld over in ieder geval de opvangvoorzieningen in Kroatië. De voorzieningenrechter overweegt dat de antwoorden op die vragen en de beslissing van de Afdeling ook van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep van verzoeker. De voorzieningenrechter beschikt niet over de antwoorden op die vragen en de Afdeling heeft nog geen uitspraak gedaan. Omdat de Afdeling dus over méér informatie zal beschikken dan de rechtbank, kan de Afdeling het refoulementrisico grondiger onderzoeken en beoordelen. Hierin wordt aanleiding gezien om de behandeling van het beroep bij de rechtbank aan te houden.
3. Uit het bestreden besluit volgt dat verzoeker de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
4. Gelet hierop en omdat op voorhand niet kan worden geoordeeld dat het beroep van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft, wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. De voorzieningenrechter kent aan verzoekers belang om de beslissing op zijn beroep in Nederland te mogen afwachten dus een zwaarder gewicht toe dan aan het belang van verweerder om reeds nu uitvoering te geven aan het bestreden besluit.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat is beslist op het beroep; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 6 september 2024 door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekend gemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.