ECLI:NL:RBDHA:2024:14283
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering overnameverzoek minderjarige vreemdeling door Nederland op basis van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2024, wordt het beroep van een minderjarige vreemdeling, eiser, tegen de weigering van de minister van Asiel en Migratie om hem over te nemen van Cyprus, beoordeeld. Eiser, van Somalische nationaliteit, had op 22 maart 2023 een verzoek om internationale bescherming ingediend op Cyprus en wilde naar Nederland om bij zijn oom te verblijven. De Cypriotische autoriteiten dienden op 15 juni 2023 een overnameverzoek in bij Nederland, maar dit werd op 24 juli 2023 afgewezen omdat de familierechtelijke relatie onvoldoende aannemelijk was gemaakt. Eiser heeft vervolgens meerdere verzoeken ingediend, maar deze werden steeds afgewezen.
De rechtbank oordeelt dat de weigering van het overnameverzoek een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat eiser het recht heeft om hiertegen beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding van het ingediende beroep verschoonbaar is, omdat eiser niet tijdig op de hoogte was van de afwijzing. De rechtbank toetst de rechtmatigheid van de beslissing van de minister en oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat de familierechtelijke relatie tussen eiser en zijn oom onvoldoende is aangetoond. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor de minister de afwijzing van het overnameverzoek kan handhaven.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een effectief rechtsmiddel voor minderjarige vreemdelingen en de verplichtingen van lidstaten onder de Dublinverordening. De rechtbank stelt dat de procedure voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor niet-begeleide minderjarigen snel moet verlopen, en dat het rechtsmiddel van beroep in deze context passend is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.