ECLI:NL:RBDHA:2024:14282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
NL24.26119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Libische vrouw afgewezen, rechtbank vernietigt besluit van de minister

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Libische vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, geboren op 29 oktober 1990, heeft op 3 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 29 mei 2024 werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag ongegrond heeft verklaard zonder voldoende rekening te houden met de specifieke omstandigheden van eiseres als alleenstaande vrouw in Libië, waar zij vreest voor geweld en vervolging.

De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet tot een risicogroep behoort, ondanks haar familiebanden met een lid van de Al-Maadani stam, die gelieerd is aan Khadaffi. De rechtbank wijst erop dat de minister niet adequaat is ingegaan op de kwetsbaarheid van alleenstaande vrouwen in Libië en de risico's die zij lopen. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.187,50 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26119

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Libische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 29 oktober 1990. Zij heeft op 3 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 29 mei 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft op grond van de medische omstandigheden van haar vader, die met haar en haar moeder is meegereisd, uitstel van vertrek gekregen van 29 mei 2024 tot 29 november 2024.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister. Het beroep is tegelijkertijd behandeld met het beroep van de moeder van eiseres met zaaknummer NL24.26112. Deze was ook ter zitting aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van het asielverzoek van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres vreest voor de algemene veiligheidssituatie in Libië. Zij is bang voor de milities en is als alleenstaande vrouw bang het slachtoffer te worden van ontvoering, seksueel geweld of moord. Daarnaast is de stamafkomst van haar moeder dezelfde als die van Khadaffi zodat haar moeder daarom risico loopt. Er is een arrestatiebevel tegen haar moeder uitgevaardigd en als alleenstaande vrouw en dochter van haar moeder loopt zij daardoor ook risico door milities te worden aangehouden. Eiseres geeft daarnaast aan dat zij niet vrijelijk haar mening kan uiten. Zij kan niet zeggen dat Khadaffi als politieke figuur altijd vrede heeft gegeven en dat de omstandigheden zijn verslechterd sinds hij niet meer aan de macht is. Voorts voert zij aan dat zij als alleenstaande vrouw haar beroep als tandarts niet meer kan uitoefenen.
Het bestreden besluit
5.1
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Algemene oorlogssituatie
3. Arrestatiebevel moeder
4. Moeder behoort tot de Al-Maadani stam.
5. Voorstander van Khaddafi
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat hij de relevante elementen 1, 2, 4 en 5. geloofwaardig acht. Element 3 acht de minister onder verwijzing naar de beschikking in de zaak van de moeder van eiseres, ongeloofwaardig. Daarnaast bevat het asielrelaas van eiseres een niet relevant element, te weten dat eiseres geen toekomst als tandarts heeft. Ten opzichte van de verklaring dat eiseres als tandarts geen toekomst heeft in Libië, stelt de minister zich op het standpunt dat dit punt geen raakvlakken heeft met het Vluchtelingenverdrag, noch met artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). De minister laat dit buiten beschouwing.
5.2.1
Eiseres heeft in haar zienwijze aangevoerd dat het feit zij in Libië een alleenstaande vrouw is en aldus behoort tot een kwetsbare groep, als een relevant element aangemerkt had moeten worden. Zij behoort ook tot een speciale sociale groep gelet op de positie van alleenstaande vrouwen aldaar. De minister heeft dit punt ten onrechte niet in de beschikking opgenomen en beoordeeld. Zij heeft ter onderbouwing daarvan verwezen naar diverse passages in het Algemeen Ambtsbericht van 2021. Onder meer de volgende passsage [1] :
“Van vrouwen wordt verwacht dat zij zich bescheiden kleden, inclusief hoofdbedekking (hidjab), en zich aan de regels van de gemeenschap houden. Zij worden hierin meer gecontroleerd dan mannen. In sommige delen van Tripoli is het klimaat iets liberaler en kunnen vrouwen mogelijk zonder hidjab rondlopen. Een bron geeft weer dat vrouwen te maken hebben met intimidatie op straat en repercussies van individuen, milities of gewapende groepen, zelfs als ze zich aan deze regels houden. Voornamelijk jonge vrouwen lopen risico op intimidatie, achtervolging op straat, en gedwongen worden hun naam of telefoonnummer te geven. In sommige gevallen betreft dit ook (wapen)geweld of risico op aanrijding door auto’s die hen achtervolgen. Dit risico lopen vrouwen vrijwel op elk moment van de dag.346 Volgens een onderzoek van Cordaid voelt 62% van de ondervraagde vrouwen in Libië zich vaak of meestal onveilig, in vergelijking met 34% van de ondervraagde mannen. Ondervraagde vrouwen geven aan dat zij bang waren voor wapengeweld, verbaal geweld en fysiek misbruik tijdens alledaagse bezigheden zoals boodschappen doen, naar de universiteit gaan of met vrienden afspreken.”
5.2.2
De minister stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het enkele feit dat eiseres in Libië een alleenstaande vrouw is, niet maakt dat zij automatisch te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Dit overkomt immers niet iedere alleenstaande vrouw in Libië. Dat betekent dat eiseres specifieke individuele kenmerken naar voren moet brengen, waaruit valt af te leiden dat juist zij slachtoffer hiervan zal worden (Vreemdelingencirculaire (Vc) C2/3.3). Hierin is eiseres niet geslaagd. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij los van de algemene situatie in Libië nooit persoonlijke problemen heeft gehad.
5.3
Eiseres behoort volgens de minister niet tot de risicogroep van leden van een stam gerelateerd aan de stam van Khadaffi, want deze risicogroep strekt zich niet uit tot familieleden van deze leden. Bovendien heeft eiseres verklaard dat ze haar vader volgt in de etniciteit en zij behoren tot een andere stam. Eiseres heeft ook nooit persoonlijke problemen gehad en niet aannemelijk gemaakt dat dit in de toekomst anders zal zijn. Aan het arrestatiebevel van de moeder van eiseres kan niet de waarde toegekend worden die de moeder erin wil zien.
5.4
Zij heeft voorts ook nooit problemen gehad door het uiten van haar mening over Khadaffi. Uit haar verklaringen blijkt niet dat zij zich in de toekomst op een andere manier zou willen uiten dan zij tot nu toe heeft gedaan, zodat niet aannemelijk is dat zij in de toekomst wel vervolgd zal worden voor haar mening over Khadaffi.
5.5
De minister concludeert dat - zoals gemotiveerd in het voornemen – eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor ernstige schade heeft te vrezen heeft bij terugkeer. Er is geen sprake van een situatie waarin het gaat om “the most extreme cases of general violence.” Eiseres loopt niet enkel door haar aanwezigheid in Libië het risico slachtoffer te worden van dat geweld.
De minister verklaart de asielaanvraag ongegrond.
Gronden
6.1
Eiseres stelt allereerst dat zij als vluchteling moet worden erkend en toegelaten. De minister heeft het feit dat eiseres een alleenstaande vrouw is - gelet op de omstandigheden van vrouwen in Libië - ten onrechte niet als relevant element van haar asielaanvraag aangemerkt. Eiseres loopt in haar hoedanigheid van alleenstaande vrouw risico op ontvoering en verdwijning, en kan daar geen bescherming tegen krijgen, vanwege de gebrekkige rechtsstaat in Libië.
6.1.1
Eiseres wijst in dit verband op het arrest van het Hof van Justitie (HvJ) van 16 januari 2024 [2] waarin het Hof oordeelde dat vrouwen in hun geheel kunnen behoren tot een sociale groep in de zin van de richtlijn 2011/95 [3] en in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus als zij voldoen aan de in die richtlijn vastgestelde voorwaarden. Dit is het geval als zij in hun land van herkomst op grond van hun geslacht blootgesteld zijn aan lichamelijk of geestelijk geweld, waaronder seksueel geweld en huiselijk geweld.
Eiseres heeft ter onderbouwing hiervan verwezen naar het Ambtsbericht september 2021 en daaruit geciteerd:
“De VN Fact-Finding Mission in Libië benadrukte de straffeloosheid van zowel de overheid als non-State actors die zich schuldig maakten aan het schenden van (internationale) mensenrechten ondanks de politieke vereniging van Libië. Onder andere vrouwen kinderen, etnische minderheden, migranten, asielzoekers en interne ontheemden werden als kwetsbare groepen genoemd ........Ook vrouwen, mensenrechtenadvocaten, personen met een bepaalde familie of stamachtergrond, personen met een donkere huidskleur of personen van wie vermoed wordt dat zij uit het zuiden van Libië komen, lopen risico op ontvoering en verdwijning......Het is vrijwel onmogelijk om tegen de dreiging hiervan bescherming te zoeken gezien in de gebrekkige rechtstaat van Libië .”
6.1.2
Eiseres heeft daarbij tevens verwezen naar een aantal incidenten die (al dan niet samen of enkel met haar moeder) hebben plaatsgevonden. Daarbij komt dat de stam waartoe de moeder van eiseres behoort is aangemerkt als een risicogroep. De moeder behoort tot de Al - Maadani-stam een groep die gezien wordt als Khadaffi-loyalisten. Omdat eiseres als alleenstaande vrouw vergezeld wordt en ook moet worden door haar moeder, wordt haar moeders etniciteit ook aan haar toegedicht en loopt zij daardoor ook risico.
6.1.3
Tot slot heeft eiseres gesteld dat zij een politieke voorkeur voor het Khadaffi-regime heeft.
6.2
Indien niet is voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van de vluchtelingenstatus, stelt eiseres in aanmerking te komen voor de subsidiaire beschermingsstatus omdat zij een reëel risico loopt om te worden gedood of het slachtoffer te worden van geweld. Daarbij verwijst eiseres naar het arrest van het HvJ van 9 november 2023, X en Y [4] en de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024. [5] De minister had de individuele omstandigheden die eiseres naar voren heeft gebracht, in het licht van de veiligheidssituatie in Libië gemotiveerd bij de besluitvorming ten aanzien van het risico op ernstige schade moeten betrekken. Nu de minister dit heeft nagelaten is de bestreden beschikking in strijd met artikel 3:2 juncto 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand gekomen, aldus eiseres.
De rechtbank overweegt als volgt
7.1
Eiseres en haar moeder hebben tegelijkertijd asiel aangevraagd en op hun aanvragen is gelijktijdig afwijzend beschikt. Vast staat dat de minister in de zaak van de moeder heeft vastgesteld dat zij behoort tot de Al-Maadani stam, welke stam gelieerd is aan die van Khadaffi en dat zij daarmee als zodanig valt onder een risicogroep. Dat maakt dat eiseres, hoewel zij zelf tot een andere stam behoort, directe familie is van iemand die tot een risicogroep behoort.
7.2
In het bestreden besluit staat dat er geen enkele aanwijzing is dat eiseres vervolgd zal worden wegens de stamachtergrond van haar moeder omdat zij nooit persoonlijk problemen heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat die stelling gelet op de verwijzing door eiseres naar citaten uit het Ambtsbericht september 2021, niet deugdelijk gemotiveerd is nu de minister niet voldoende is ingegaan op de stelling van eiseres dat zij als alleenstaande vrouw altijd vergezeld zal moeten worden door haar moeder en dat haar de stamachtergrond van haar moeder ook toegedicht zal worden.
7.3
De minister heeft zich in de zaak van de moeder voorts op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig is dat tegen haar een arrestatiebevel is uitgebracht. De rechtbank stelt vast dat de minister zich in onderhavige zaak, onder verwijzing naar de motivering in de zaak van de moeder, ten aanzien van het derde element, eveneens op dat standpunt heeft gesteld. De rechtbank wijst er in dit verband volledigheidshalve op dat het tegen dat standpunt gerichte beroep in de zaak van de moeder, bij gelijktijdige uitspraak op heden, door de rechtbank gegrond is verklaard nu dat standpunt niet deugdelijk gemotiveerd is. Dat brengt mee dat het standpunt in onderhavige zaak hetzelfde lot treft en evenmin deugdelijk gemotiveerd is.
7.4
Voorts heeft eiseres een beroep gedaan op de kwetsbaarheid van haar positie als alleenstaande vrouw en gesteld dat zij valt onder een speciale sociale groep. De rechtbank overweegt dat in het arrest van het HvJ van 16 januari 2024 het HvJ - kort gezegd - heeft overwogen dat artikel 10, lid 1, onder d, van de Kwalificatierichtlijn zo moet worden uitgelegd dat, naargelang de omstandigheden in het land van herkomst zowel vrouwen uit dat land in hun geheel als meer beperkte groepen van vrouwen die een bijkomende gemeenschappelijke eigenschap delen, tot een bepaalde sociale groep kunnen horen, wat een grond van vervolging kan vormen die tot verlening van de vluchtelingenstatus kan leiden.
7.5
Gelet op dit arrest is het standpunt van de minister in het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd en niet zorgvuldig beoordeeld. De minister heeft ten onrechte volstaan met de motivering dat niet iedere vrouw in Libië te vrezen voor vervolging of het risico loopt op ernstige schade en dat eiseres specifieke kenmerken naar voren moet brengen waaruit blijkt dat juist zij slachtoffer zal worden, terwijl in het bestreden besluit niet is beoordeeld of er sprake is van een dergelijke sociale groep. Evenmin is in het bestreden besluit ingegaan op de stelling van eiseres dat zij een alleenstaande vrouw is en dat dit als relevant element aangemerkt had moeten worden. De rechtbank acht het beroep op dit punt gegrond. De minister dient alsnog in te gaan op het beroep van eiseres op de uitspraak van het HvJ van 16 januari 2024.
8.1
Ten aanzien van het standpunt van eiseres - dat zij door haar individuele situatie en persoonlijke omstandigheden in Libië voortdurend een risico loopt op ernstige schade, als alleenstaande vrouw maar ook vanwege de stamachtergrond van haar moeder - heeft de minister heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat gelet op de jurisprudentie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) de uitzonderlijke situatie dat betrokkene bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade zich slechts bij zeer uitzonderlijke omstandigheden zal voordoen. Het moet gaan om “the most extreme cases of general violence”, aldus de minister. Daarvan is volgens de minister in het geval van eiseres geen sprake. Ter zitting heeft de minister gesteld dat het bestreden besluit materieel gezien voldoet aan het toetsingskader zoals dat uiteen is gezet in uitspraak van het HvJ van 9 november 2023 en de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024. De rechtbank volgt de minister daarin niet en overweegt daartoe als volgt.
8.2
Volgens de Afdeling in de uitspraak van 17 juli 2024 en zoals weergegeven in rechtsoverweging 5.3 van die uitspraak, moet de minister bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn zowel de individuele omstandigheden van een vreemdeling als de veiligheidssituatie in het land van herkomst betrekken. Alleen in de meest uitzonderlijke situatie, waarin de mate van willekeurig geweld zo hoog is dat een vreemdeling door zijn enkele aanwezigheid al een risico loopt, wordt niet toegekomen aan het betrekken van individuele omstandigheden. De vereisten om aan het betrekken van die individuele omstandigheden toe te komen zijn slechts dat er a) willekeurig geweld is en b) dat dit geweld plaatsvindt binnen een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Het arrest en de tekst van artikel 15, onderdeel c, bieden geen aanknopingspunten voor het standpunt dat het willekeurige geweld een bepaalde of hoge mate moet hebben. Uit het arrest volgt juist dat de individuele omstandigheden in minder uitzonderlijke situaties meer gewicht moeten hebben om te komen tot een reëel risico op ernstige schade.
8.3
Partijen hebben op zitting aangeven dat de huidige situatie in Libië ten opzichte van de situatie in de Afdelingsuitspraak van 30 augustus 2023 [6] , niet verbeterd is. In die Afdelingsuitspraak staat onder meer dat niet blijkt dat in Libië zo grootschalig, willekeurig en wijdverspreid geweld heerst dat de vreemdelingen alleen al om die reden daarnaar niet kunnen terugkeren, maar wel dat de situatie nog altijd instabiel is en dat er regelmatig gewapende conflicten tussen verschillende facties en milities voorkomen, waarbij ook burgerslachtoffers vallen.
8.4
De rechtbank is gelet op het toetsingskader dat uiteengezet is in de uitspraak van het HvJ van 9 november 2023 en de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024, zoals hiervoor weergegeven onder r.o. 8.2, van oordeel dat het standpunt van de minister dat in casu geen sprake is van een situatie van “the most extreme cases of general violence’’ zodat om die reden geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, niet juist is. Voorzover de minister nog heeft betoogd dat materieel gezien wel is voldaan aan de vereisten die voortvloeien uit voornoemde uitspraken, volgt de rechtbank dat niet, nu uit het bestreden besluit niet blijkt dat zowel de individuele omstandigheden van eiseres als de veiligheidssituatie in Libië door de minister inn het besluit zijn betrokken.
8.5
De rechtbank zal de minister daarom opdragen een beoordeling te maken of in Libië sprake is van een situatie voor eiseres als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Daarbij moet de minister motiveren of de omstandigheden die eiseres naar voren heeft gebracht, elementen zijn die bijdragen aan een verhoogd risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Deze beroepsgrond slaagt.
9. Nu het bestreden besluit op grond van het vorenstaande niet in stand kan blijven, hoeft hetgeen overigens nog is aangevoerd thans geen verdere bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en daarmee in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten.
11. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor acht weken.
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.187,50. Dit bestaat uit een proceskostenvergoeding van € 437,50 voor het indienen van het beroep wegens niet tijdig beslissen (0,5 punt x € 875) en € 1.750 voor het beroepschrift in deze bodemprocedure en het deelnemen aan de zitting (2 punten x € 875). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 mei 2024;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.187,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.P. 55
2.ECLI:EU:C:2024:47
3.de Kwalificatierichtlijn
4.ECLI:EU:C:2023:843