In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Libische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, geboren op 7 februari 1966, heeft op 3 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 29 mei 2024 werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 1 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag van eiseres niet voldoet aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag. Eiseres heeft onder andere aangevoerd dat zij vanwege haar vrouw-zijn en haar stamachtergrond tot een kwetsbare groep behoort in Libië, waar zij vreest voor geweld en vervolging. De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende heeft onderbouwd dat eiseres geen risico loopt op vervolging, ondanks de erkenning dat zij tot een risicogroep behoort. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.