ECLI:NL:RBDHA:2024:14258
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 21 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft de minister op 22 april 2024 in gebreke gesteld en vervolgens op 17 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld na de ingebrekestelling, maar de rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Dit is het gevolg van de verlenging van de beslistermijn door de minister, die op basis van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) rechtmatig was. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 21 april 2024, maar door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 is deze termijn met negen maanden verlengd.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.