ECLI:NL:RBDHA:2024:14256
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoekster, een Syrische vrouw, had op 1 mei 2023 een asielaanvraag ingediend. Na een periode van wachten, waarin de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verlengd tot negen maanden, heeft de minister van Asiel en Migratie op 17 juni 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoekster trok haar beroep in op 13 augustus 2024 en vroeg de rechtbank om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep had ingetrokken omdat de minister aan haar verzoek had tegemoetgekomen, zou de rechtbank normaal gesproken de minister kunnen veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ontvankelijk beroep, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. H. Hanssen-Telman en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.