ECLI:NL:RBDHA:2024:1416
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet
Op 19 augustus 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak op 2 februari 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 22 december 2023 rechtmatig was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Marokko. De rechtbank wijst erop dat er zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, gezien de voortgangsrapportage en de communicatie tussen de staatssecretaris en de Marokkaanse autoriteiten.
Eiser heeft aangevoerd dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is, omdat er niet voortvarend wordt gehandeld aan zijn uitzetting. De rechtbank concludeert echter dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt. De rechtbank wijst ook de stelling van eiser af dat de staatssecretaris invloed moet uitoefenen op de Marokkaanse autoriteiten, aangezien de staatssecretaris afhankelijk is van hun medewerking.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.