In deze zaak heeft eiseres op 14 januari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 29 mei 2024. Eiseres heeft vervolgens op 21 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van de minister is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond, en de rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op, waarbij de minister uiterlijk op 9 december 2024 een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiseres.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.