In deze zaak hebben eisers op 21 februari 2023 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Op 29 mei 2024 hebben eisers de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen. Vervolgens hebben zij op 21 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is vastgesteld dat de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en bepaalt dat de minister alsnog binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag van eisers moet bekendmaken. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eisers worden vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.