ECLI:NL:RBDHA:2024:14080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
NL 24.25632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op asielaanvragen

In deze zaak hebben eisers op 21 februari 2023 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Op 29 mei 2024 hebben eisers de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen. Vervolgens hebben zij op 21 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is vastgesteld dat de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en bepaalt dat de minister alsnog binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag van eisers moet bekendmaken. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eisers worden vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25632

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser], V-nummers: [V-nummer],

[Eiser], V-nummer: [V-nummer]
mede namens hun minderjarige kinderen:

[Eiser], V-nummer: [V-nummer]

[Eiser],V-nummer: [V-nummer],
gezamenlijk: eisers,
(Gemachtigde: mr. T. Thissen)
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eisers hebben op 21 februari 2023 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister.
Bij brief van 29 mei 2024, door de minister op 31 mei 2024 ontvangen, hebben eisers de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen. Eisers hebben vervolgens op 21 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is verstreken, dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank, gelet op de geldende jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepalen dat de minister alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van eisers. In de uitspraak van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het 8+8-wekenmodel passend geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding daarover anders te oordelen. Dat betekent dat de minister binnen zestien weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
7. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
8. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van D. Drent, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.