Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij,
gemachtigde: mr. H. van Meerten,
gedaagde partij,
gemachtigden: mr. [naam 1] en mr. [naam 2] .
1.Procedure
2.Feiten
Het gestelde in de onderdelen P en Q handhaaft de ook thans gebruikelijke koppeling bij de indexering van de burgerlijke en militaire pensioenen.”
Zodra aanspraken ingevolge de in het eerste lid bedoelde wetten en regelingen door de toepassing van dat lid zijn vervallen, zet Onze Minister deze onmiddellijk om in aanspraken of uitzichten op grond van het pensioenreglement dan wel - zo nodig in aanvullende zin - op grond van de in artikel 2, vijfde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur. De te volgen methode van omzetting garandeert individuele gelijkwaardigheid van uitzichten op pensioen en, voor het totaal van de aan dezelfde dienstverhouding te ontlenen nieuwe aanspraken, nominale gelijkheid van de op het omzettingsmoment al ingegane pensioenen. Het omzettingsproces laat de voorgeschreven periodieke betaling van de pensioenen onverlet.”
3.Vordering, grondslag en verweer
4.Beoordeling
reeds bestaande uitzichten op pensioen”. De kantonrechter kan deze tekst niet anders uitleggen dan dat daarmee
reeds opgebouwde pensioenaansprakenworden bedoeld. Omdat, zoals hiervoor is overwogen, in artikel L1 AMP na wijziging wordt bepaald dat pensioenen krachtens de AMP naar overeenkomstige normen en voorwaarden vanaf hetzelfde tijdstip worden aangepast, had de wijziging van het indexatiebeleid ook wat betreft militaire pensioenen niet alleen betrekking op toekomstige aanspraken of rechten, maar eveneens op reeds onder het AMP opgebouwd pensioen. De kantonrechter ziet in de passage van de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet, waar staat dat de gebruikelijke koppeling bij de indexering van de burgerlijke en militaire pensioenen wordt gehandhaafd, anders dan [eiser] , geen reden voor een ander oordeel.
nietgaat om de vraag of de wetswijziging van onvoorwaardelijke indexatie naar voorwaardelijke indexatie rechtmatig heeft plaatsgevonden. Wel gaat het hem om de vraag of (desondanks) ook na juni 2001 het tot dan reeds opgebouwde pensioen onvoorwaardelijk geïndexeerd moest blijven worden. Zoals hiervoor onder 4.6. t/m 4.8. is overwogen, beantwoordt de kantonrechter die vraag ontkennend.
YS-arrest [9] (meer specifiek de punten 91 en 92) en het
Albany-arrest. [10] Volgens [eiser] wordt in eerstgenoemd arrest bevestigd dat opgebouwde pensioenrechten en opgebouwde indexatie onder het Europees eigendomsrecht vallen. Uit laatstgenoemd arrest volgt dat indexatie als een wezenlijke voorwaarde voor de verplichtstelling aan een bedrijfstakpensioenfonds zoals het ABP moet worden aangemerkt. Het feit dat Defensie jarenlang indexatie door het ABP achterwege heeft gelaten, vormt volgens die arresten aldus een inbreuk op het eigendomsrecht, aldus [eiser] .
YS-arrest en het
Albany-arrest. In rechtsoverweging 6.15 heeft het hof – samengevat – overwogen dat een recht op voorwaardelijke indexatie – anders dan een recht op onvoorwaardelijke indexatie, waarvan in het
YS-arrest sprake was – geen deel uitmaakt van een pensioenaanspraak of een pensioenrecht en dat het achterwege blijven daarvan daarom niet leidt tot aantasting van de pensioenaanspraak. In rechtsoverweging 6.13 heeft het hof zich uitgelaten over het
Albany-arrest, waar het in rechtsoverweging 6.11 en 6.12 op is ingegaan. Het hof heeft overwogen dat in het
Albany-arrest “
geen steun te vinden[is]
voor de stelling dat alleen indexatie van de pensioenen een essentieel element of fundamentele voorwaarde vormt voor de rechtvaardiging van het alleenrecht op het beheer door PMT als bedrijfstakpensioenfonds. Het ontbreken van het enkele element van indexatie (…) leidt dus niet tot de conclusie dat er geen sprake meer is van een hoge mate van solidariteit die de pensioenregeling kenmerkt. Verder kan niet de conclusie worden getrokken dat bij gebreke van een enkel element dat solidariteit kenmerkt, de collectieve overeenkomst - waarbij de pensioenregeling in het leven is geroepen en het alleenrecht van het pensioenfonds is overeengekomen - of het verplichtstellingsbesluit, strijdig zouden zijn met het Europese mededingingsrecht, laat staan dat hieruit volgt dat PMT – waar [appellanten] door verplichtstelling bij zijn aangesloten - tot indexering tegenover [appellanten] moet overgaan.”
YS-arrest en zoals in de zaak bij het hof, geen onvoorwaardelijk recht op indexatie van dat pensioen, zodat het niet-indexeren daarvan vanaf 2011 door het ABP niet tot aantasting van de pensioenaanspraak en daarmee het eigendomsrecht leidt. De overwegingen in het
Albany-arrest doen daar, gelet op de hierboven geciteerde tekst uit de uitspraak van het hof, niet aan af.
legitimate expectation” zoals gebruikt door het Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) in het kader van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM [11] moet worden vertaald als ‘gerechtvaardigd vertrouwen’, zoals [eiser] stelt, of als ‘gewettigde verwachting’, zoals Defensie stelt, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] uit de door hem aangehaalde memorie van toelichting bij de WPA, [12] de nota naar aanleiding van verslag van 1995 [13] en de artikelen 14.1 en 7.5 van ABP-pensioenreglement 2008 respectievelijk het ABP-pensioenreglement 2022, geen vertrouwen of verwachting heeft mogen ontlenen dat zijn tot 2001 opgebouwde pensioen (vanaf 2011) onvoorwaardelijk door het ABP geïndexeerd zou blijven worden.