Uitspraak
3,5 % verhoogd tot het wettelijk maximum van 10% van de netto-omzet in Nederland, omdat er sprake zou zijn van recidive. Verweerder heeft inderdaad eerder een boete aan eiseres opgelegd, namelijk op 30 november 2020. Maar in die zaak heeft eiseres hoger beroep ingesteld bij de hoogste bestuursrechter en staat het boetebesluit dus nog niet in rechte vast. Om die reden staat ook niet vast dat sprake is van recidive, en ontbreekt de grondslag voor de verhoging met 3,5%.
Bestreden besluit I
Wettelijk boete maximum
Het gaat om de jaaromzet van de rechtspersoon (uit de aard der zaak volgt, de jaaromzet van de onderneming die de rechtspersoon drijft) in het boekjaar voorafgaand aan het tijdstip van de veroordelende uitspraak of uitvaardigen van de strafbeschikking. Het gaat om de omzet van alle goederen die de onderneming van de rechtspersoon produceert of levert of van alle diensten die zij levert, ongeacht waar die omzet wordt gerealiseerd. Daarbij geldt dat bijvoorbeeld wanneer sprake is van een strafbaar feit begaan door een dochtermaatschappij waarvan het beleid wordt bepaald door de moeder, de moeder en dochter tezamen als de onderneming van de rechtspersoon kunnen worden beschouwd. Voor de berekening van de boete kan dan ook de gezamenlijke omzet worden genomen (vgl. Kamerstukken II 1995/96, 24 707, nr. 3, blz. 88). Betreft het buitenlandse rechtspersonen dan zal enig onderzoek moeten worden verricht naar elders gepubliceerde of anderszins bekende jaarcijfers”. Dezelfde lijn wordt ook gevolgd bij artikel 57 van de Mededingingswet, welke een soortgelijke boetebepaling als artikel 35a van de Wok kent. Eiseres heeft verder ook niet onderbouwd waarom niet naar de totale omzet van een onderneming gekeken moet worden. Het wettelijk boetemaximum moet dus worden bepaald op 10% van de totale omzet die door eiseres wereldwijd is behaald met alle door haar geëxploiteerde websites.
Boeteverhogende omstandigheden
- ontbreken van een zichtbare leeftijdsverificatie + 0,5%;
- inactivity fee + 0,5%;
- onjuiste mededeling over een vergunning + 0,5%;
- hoogte en manier van storten + 0,5%;
- bijzondere omstandigheden + 0,5%;
in ieder geval80% van de spelers op de legale markt te hebben. Dat deze de minimale kanalisatiegraad al is behaald, maakt niet dat verweerder haar bevoegdheid om handhavend op te treden en een boete op te leggen onevenredig zou gebruiken. Daarbij is het voor verweerder ook van belang om deze kanalisatiegraad te verhogen dan wel te behouden. De bevoegdheid handhavend op te treden staat dan ook geheel los van de kanalisatiegraad.
Lex specialis derogat legi generali
Bestreden besluit II
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit I gegrond;
- vernietigt bestreden besluit I;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van bestreden besluit I in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond.