1.2.Verder heeft verweerder het boetebesluit openbaar gemaakt, omdat het algemeen belang van informatievoorziening en transparantie in dit geval openbaarmaking rechtvaardigen en zwaarder moeten wegen dan de belangen van eiseres.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het BAC-adviesvan 28 september 2021, het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit gehandhaafd.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het aanbod op de website van eisers op de Nederlandse markt is gericht. Gevolg hiervan is ook dat verweerder niet bevoegd was om het boetebesluit te nemen. Als verweerder wel bevoegd wordt bevonden, dan is het boetebesluit in ieder geval in strijd met het rechtszekerheids- en het legaliteitsbeginsel, omdat de norm ‘mede gericht op de Nederlandse markt’ onduidelijk is. Ook is het boetebesluit in strijd met het recht van de Europese Unie, in het bijzonder artikel 56 van het VWEU.Eiseres stelt verder dat de hoogte van de boete in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Verweerder heeft niet aangetoond dat de website van eiseres zich richtte op minderjarigen of dat minderjarigen hebben deelgenomen aan de online kansspelen. Daarom is in het bestreden besluit ten onrechte geoordeeld dat verweerder de boete met € 100.000,- mocht verhogen. Het gebruikmaken van de (onbepaalde)
boeteverhogende categorie “bijzondere omstandigheden” (zevende bulletpoint van paragraaf 6 van de boetebeleidsregels) voor de omstandigheid dat geen zichtbare leeftijdsverificatie door eiseres werd toegepast, is voorts in strijd met het lex certa en het lex specialis beginsel.
Ten aanzien van de openbaarmaking van het boetebesluit stelt eiseres dat het openbaarmakingsbesluit onrechtmatig is, omdat gerichtheid op de Nederlandse markt ontbreekt en het boetebesluit hierom niet in stand kan blijven. Bovendien heeft eiseres al maatregelen getroffen, waardoor de website niet meer bereikbaar is vanaf een Nederlands IP adres.
Voor een ondernemer is het onduidelijk of artikel 1 van de Wok voldoet aan de unierechtelijke eisen van rechtszekerheid. Daarom verzoekt eiseres de rechtbank om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het bijzonder over de norm ‘mede gericht op Nederland’.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is er sprake van een overtreding?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres online kansspelen heeft aangeboden op [website] en dat deze website ten tijde van de onderzoeken vanuit Nederland toegankelijk was. Eiseres heeft geen vergunning voor het aanbieden van kansspelen in Nederland.