ECLI:NL:RBDHA:2024:1391
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en nationale procedure onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig opnemen in de nationale procedure door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, die op 5 mei 2023 een asielaanvraag indiende, stelt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft gehandeld na een overnameverzoek aan Italië op 21 juni 2023. Italië heeft echter niet gereageerd, waardoor het land verantwoordelijk werd voor de behandeling van de aanvraag per 22 augustus 2023. De staatssecretaris heeft geen besluit genomen om de aanvraag van eiser in behandeling te nemen, noch om hem op te nemen in de nationale procedure.
Eiser heeft de staatssecretaris op 17 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar de staatssecretaris reageerde dat de wettelijke beslistermijn nog niet was aangevangen. Eiser heeft vervolgens op 11 september 2023 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. De rechtbank legt uit dat het opnemen van een vreemdeling in de nationale procedure geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarvoor een wettelijke beslistermijn geldt. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was, aangezien de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Eiser kan tegen een later besluit van de staatssecretaris rechtsmiddelen aanwenden. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.