ECLI:NL:RBDHA:2024:1378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
NL23.37883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus-Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 9 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 1 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk hanteert. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat Nederland een verzoek om terugname bij Frankrijk heeft ingediend, en dat Frankrijk niet tijdig heeft gereageerd, wat gelijk staat aan aanvaarding van het verzoek. Eiser heeft weliswaar rapporten en artikelen overgelegd die tekortkomingen in de Franse asielprocedure beschrijven, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom deze rapporten niet leiden tot een ander oordeel.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft besloten geen gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de overdracht voor hem onevenredig hard zou zijn. De rechtbank wijst erop dat de Europese richtlijnen ook in Frankrijk van toepassing zijn bij een eventuele uitzetting. De uitspraak wordt gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, in aanwezigheid van griffier mr. K.H.M.M. Otten, en is openbaar gemaakt op 9 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.A. Welling),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van
1 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.37884, op 18 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De staatssecretaris mag namelijk ten aanzien van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarnaast heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
Mag de staatssecretaris ten aanzien van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser betoogt dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk. Volgens eiser is er in Frankrijk sprake van tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Er zijn concrete aanwijzingen dat Frankrijk wat dat betreft zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser wijst hierbij op zijn eigen ervaringen, namelijk dat hij op straat heeft moeten leven en inhumaan is behandeld. Daarnaast is er, zoals eiser heeft verklaard, geen mogelijkheid om hierover te klagen bij de autoriteiten van Frankrijk. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn betoog een aantal rapporten en krantartikelen (hierna: de rapporten en krantenartikelen) overgelegd. [2] De staatssecretaris is hierop onvoldoende gemotiveerd ingegaan.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag de staatssecretaris voor Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Dit is door de Afdeling recent nog bevestigd in de uitspraak van 9 oktober 2023. [4] Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser is daarin met de door hem overgelegde stukken niet geslaagd.
5.2.
Het AIDA Country Report: France (update 2022) van mei 2023 schetst geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Frankrijk dan het beeld dat in het AIDA Country Report: France (update 2021) naar voren is gekomen. [5] De passages in het AIDA Country Report: France (update 2022) van mei 2023 waar eiser naar verwijst, zijn terug te vinden in het AIDA Country Report: France (update 2021). De staatssecretaris kon daarom overwegen dat dit rapport onvoldoende aanleiding was om voor Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan.
5.3.
De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn betoog dat de staatssecretaris onvoldoende op de andere rapporten en krantenartikelen is ingegaan. De staatssecretaris heeft namelijk alle rapporten en krantenartikelen die eiser heeft overgelegd in het besluit opgesomd en is vervolgens op alle rapporten en krantenartikelen ingegaan. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom de rapporten en krantenartikelen niet maken dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan.
5.4.
Op zitting heeft de gemachtigde van eiser ter onderbouwing van zijn betoog nog verwezen naar een artikel van Human Rights Watch van 23 december 2023, waarin staat dat in Frankrijk een nieuwe, regressieve immigratiewet is aangenomen. [6] De staatssecretaris heeft zich in reactie daarop terecht op het standpunt gesteld dat dit artikel niet afdoet aan het oordeel dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Frankrijk heeft met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser te behandelen. Verder dient Frankrijk zich te houden aan zijn verplichtingen op grond van de Europese richtlijnen en internationale verdragen. Indien eiser meent dat Frankrijk zich niet houdt aan zijn verplichtingen, is het aan hem om hierover te klagen bij de (hogere) Franse autoriteiten of het EHRM. Niet is gebleken dat die mogelijkheid voor eiser niet bestaat of dat de Franse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat dat voor hem niet mogelijk is geweest.
Had de staatssecretaris het asielverzoek van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn asielverzoek in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft namelijk verklaard over zijn ervaringen in Frankrijk. Hieruit blijkt dat eiser op straat heeft moeten leven en geen recht had op basisvoorzieningen. Daarnaast bestaat er een reële mogelijkheid dat eiser door de Franse autoriteiten zal worden uitgezet. Dit betekent dat een risico op indirect refoulement bestaat.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd heeft besloten geen gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. De staatssecretaris kon overwegen dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd betrekking hebben op de vraag of ten aanzien van Frankrijk nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Zoals onder 5.1 is overwogen, kon de staatssecretaris daarvan uitgaan. Verder heeft eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat de overdracht van eiser voor de behandeling van zijn asielverzoek van onevenredige hardheid getuigt, zodat de staatssecretaris de behandeling van zijn asielverzoek aan zich had moeten trekken. Met betrekking tot het betoog van eiser dat hij mogelijk uitgezet zal worden door de Franse autoriteiten, heeft de staatssecretaris namelijk terecht gesteld dat de Europese richtlijnen ook in Frankrijk van toepassing zijn bij een eventuele uitzetting.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een
proceskostenveroordeling is daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA-rapport van 11 mei 2023, p. 17, 97, 103 en 112, rapport Human Rights Watch 2022, Rapport Amnesty International 2022/2023, artikel van Syp Wynia van 3 september 2022 ‘
3.ABRvS 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:816.
5.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3737.
6.Artikel Human Rights Watch van 23 december, “