ECLI:NL:RBDHA:2024:13503
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voortduring van bewaring in het kader van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduring van de bewaring van eiser, die een asielaanvraag had ingediend. Eiser, met een V-nummer, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin zijn asielaanvraag was afgewezen en de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel was gerechtvaardigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de bewaring van eiser wordt voortgezet, met inachtneming van de belangen van grensbewaking en de voorwaarden van de Schengengrenscode. Eiser voerde aan dat de detentieomstandigheden onrechtmatig waren en dat er onvoldoende rechtsmiddelen beschikbaar waren om deze omstandigheden aan te vechten. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden van eiser met betrekking tot de detentieregime niet aan de orde konden komen in deze procedure, aangezien daarvoor een andere rechtsgang openstaat. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.