ECLI:NL:RBDHA:2024:13235
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring op basis van onvoldoende bewijs van vordering
Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van [bedrijf 1] B.V. tegen [bedrijf 2] B.V. Het verzoek van [bedrijf 1] tot faillietverklaring van [bedrijf 2] is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vermelding van schulden in de jaarrekening van [bedrijf 2] niet als dwingend bewijs kan worden beschouwd voor het bestaan van een vordering van [bedrijf 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vorderingsrecht van [bedrijf 1] niet summierlijk kan worden vastgesteld, wat vereist is in een faillissementsprocedure. De procedure begon met een verzoekschrift van [bedrijf 1] dat op 6 augustus 2024 in raadkamer werd behandeld. Tijdens deze zitting zijn beide partijen gehoord, evenals enkele aandeelhouders. De rechtbank heeft de zitting aangehouden tot 13 augustus 2024, waarna verdere stukken zijn ingediend door beide advocaten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de vordering van [bedrijf 1] te onderbouwen, vooral gezien de betwisting door [bedrijf 2] dat de vordering geen lening maar aandelenkapitaal betrof. De rechtbank benadrukte dat voor een uitgebreide bewijsvoering in een faillissementsprocedure geen plaats is. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen.