Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 19 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die op 5 maart 2024 beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 19 november 2022. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 19 februari 2024 verweerder in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank wijst erop dat de wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 23 juli 2023 eindigde, maar dat deze termijn was verlengd tot 23 april 2024. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. De omstandigheid dat er prejudiciële vragen aan het Hof zijn gesteld, vormt geen reden om de zaak aan te houden. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.