ECLI:NL:RBDHA:2024:1295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
NL23.36795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een minderjarige met twijfel over de geregistreerde geboortedatum

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Guineese minderjarige, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 2 april 2022 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd op 15 november 2023 afgewezen als ongegrond. Eiser heeft op 22 november 2023 beroep ingesteld en op 30 november 2023 beroepsgronden ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 24 januari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag onzorgvuldig is. Eiser stelt dat hij geboren is in 2006 en dus minderjarig is, terwijl de staatssecretaris twijfelt aan zijn leeftijd op basis van een leeftijdsonderzoek in Spanje, waaruit blijkt dat eiser als meerderjarig geregistreerd staat. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van deze meerderjarigheid moet worden uitgegaan, vooral gezien de discrepanties in de informatie van de Spaanse autoriteiten en de verklaringen van eiser. De rechtbank benadrukt de zorgplicht voor minderjarigen en concludeert dat er nader onderzoek naar de leeftijd van eiser had moeten plaatsvinden.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,--.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36795

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

van Guineese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Szirmai),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 2 april 2022 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 15 november 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiser heeft op 22 november 2023 beroep ingesteld en op 30 november 2023 beroepsgronden aangeleverd. Op 16 januari 2024 heeft eiser nadere gronden ingediend. De staatssecretaris heeft op de gronden gereageerd met een verweerschrift van 23 januari 2024.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Diaby als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedatum 1] 2006 en minderjarig is. Zijn ouders zijn overleden. In Guinee woonde eiser bij zijn stiefmoeder door wie hij werd mishandeld. Hij is bang voor zijn stiefmoeder en is daarom op vijftienjarige leeftijd gevlucht.

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • Mishandeling door stiefmoeder.
De staatssecretaris heeft de mishandeling van eiser door zijn stiefmoeder geloofwaardig geacht. Ook eisers nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht, maar zijn identiteit niet. Met name niet het feit dat hij minderjarig zou zijn. Uit leeftijdsonderzoek in Spanje blijkt volgens de staatssecretaris dat eiser is geboren op [geboortedatum 2] 2002 en dus meerderjarig is. De geloofwaardig geachte elementen: nationaliteit, herkomst en mishandeling door stiefmoeder zijn niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het door zijn individuele omstandigheden aannemelijk is dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Guinee. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen.
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij minderjarig is. Twee medewerkers van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identiteit en Mensenhandel (AVIM) hebben op 2 april 2022 geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Slechts één medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) twijfelt aan zijn leeftijd. Eiser is in Spanje in een opvang voor minderjarigen geplaatst. Dit rijmt niet met het resultaat van het leeftijdsonderzoek waaruit zou blijken dat eiser in Spanje als meerderjarig geregistreerd staat. Ook twijfelt Spanje zelf, blijkens de brief van 8 juni 2022, over de geregistreerde meerderjarige leeftijd van eiser. In die brief is opgenomen dat eiser geen documenten bij zich had en dat zijn leeftijd enkel is vastgesteld door een mededeling van eiser. Eiser stelt niet te snappen waarom er in Nederland daarentegen dan wel uitgegaan moet worden van de in Spanje genoteerde geboortedatum. Er dient nader onderzoek te worden gedaan naar zijn leeftijd. Daarnaast meent eiser dat hij zich niet aan de mishandeling van stiefmoeder kan onttrekken door zich elders te vestigen. Hij heeft geen sociaal netwerk of financiële middelen waardoor hij wel moet terugvallen op zijn stiefmoeder. Ook kan hij zich niet wenden tot de autoriteiten aldaar.
7. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
7.1.
Op 2 april 2022 heeft het leeftijdsgehoor door twee medewerkers van AVIM plaatsgevonden. Daaruit is geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Uit het gehoor door een medewerker van de IND, op 4 april 2022, volgt dat er bij deze medewerker twijfel is over de leeftijd van eiser. Dit maakt volgens de Werkinstructie 2023/6 (WI) dat er “twijfel” is over de leeftijd van eiser. Onder artikel 2.3.3. van de WI is opgenomen dat er in een dergelijk geval “onderzoek in de andere lidstaat en/of een medisch leeftijdsonderzoek” gedaan kan worden. Omdat eiser via Spanje is ingereisd is daar door de staatssecretaris een leeftijdsonderzoek gestart. Op 18 april 2022 is bericht van Spanje ontvangen waarin de geboortedatum [geboortedatum 2] 2002 is opgenomen.
7.2.
Onder artikel 2.8 in de WI is opgenomen dat wanneer het onderzoek in de andere lidstaat tot de conclusie leidt dat de gestelde leeftijd wordt aangepast naar meerderjarig, de staatssecretaris expliciet in de beschikking moet motiveren waarom van deze meerderjarigheid uit wordt gegaan.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1.
Nu er twijfel is over de leeftijd van eiser, heeft de staatssecretaris nader onderzoek naar de leeftijd van eiser kunnen doen. De rechtbank betrekt bij de beoordeling de brief van 18 april 2022, het resultaat van het leeftijdsonderzoek in Spanje. In deze brief staat dat er informatie is aangetroffen van een persoon die op 10 december 2021 Spanje is ingereisd. Verder wordt in de brief vermeld: “The alien entered illegally in our country on 10/12/2021”, “the alien never applied for International Protection”, en “There is no further information regarding this person in our databases”. Het is de staatssecretaris - zo is ter zitting desgevraagd toegelicht - niet bekend hoe in Spanje is vastgesteld dat eiser op
10 december 2021 het land is binnengekomen. Ook is niet duidelijk waarom er in Spanje geen nadere informatie over eiser beschikbaar is, terwijl volgens de Eurodac-registratie van 2 april 2022, op 24 januari 2022 vingerafdrukken van eiser zijn afgenomen in Spanje. In de brief van 8 juni 2022 is door Spanje voorts gemeld dat eiser geen documenten had en dat eisers leeftijd enkel is vastgesteld door een mededeling van eiser. Eiser zelf stelt dat hij in Spanje geen leeftijd heeft doorgegeven en dat hij is opgevangen in de minderjarigenopvang. De staatssecretaris heeft niet nagevraagd of eiser in Spanje in de minderjarigenopvang is opgenomen, maar gaat gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit van de in de brief van 18 april 2022 opgenomen geboortedatum.
8.2.
Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag de staatssecretaris in beginsel uitgaan van de juistheid van een in een andere lidstaat van de Europese Unie geregistreerde geboortedatum. Een vreemdeling heeft wel de mogelijkheid om alsnog zijn gestelde minderjarigheid aannemelijk te maken. Ook moet de staatssecretaris, wanneer de gestelde leeftijd wordt aangepast naar meerderjarig, expliciet motiveren waarom van deze meerderjarigheid wordt uitgegaan en van de verklaringen van de vreemdeling wordt afgeweken. [1]
8.3.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de staatssecretaris, ook in het licht van artikel 2.8 WI, onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in casu van de meerderjarigheid van eiser uitgegaan moet worden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat in Nederland enkel tot evidente minderjarigheid, dan wel tot twijfel over eisers leeftijd is geoordeeld en niet tot meerderjarigheid. Eiser heeft vanaf zijn binnenkomst in Nederland ook steeds verklaard dat hij is geboren in 2006 en dat hij dus minderjarig is. Daarbij komt dat de staatssecretaris de hiervoor onder r.o. 8.1 genoemde discrepanties tussen de brief van 18 april 2022 en de Eurodac-registratie, niet kan duiden en aan de registratie van eisers leeftijd in Spanje geen objectieve gegevens ten grondslag liggen. Ook de Spaanse autoriteiten zijn zelf - zo leidt de rechtbank af uit de brief van 8 juni 2022 waarbij het claimverzoek is afgewezen - in het licht van voornoemde bevindingen, niet van hun eigen leeftijdsregistratie van eiser als meerderjarige uitgegaan. De staatssecretaris heeft verder, ondanks het feit dat eiser heeft aangegeven waar in Spanje hij precies opvang heeft gekregen en dat dit opvang betrof die specifiek was voor minderjarigen was, nagelaten daarover verdere informatie bij de Spaanse autoriteiten op te vragen. Onder deze omstandigheden kon niet onverkort en zonder nader onderzoek te doen, worden vastgehouden aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom in lijn met hetgeen is opgenomen in artikel 2.3.3 WI niet is gekozen voor de mogelijkheid om ook gebruik te maken van medisch onderzoek. De enkele verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel is hiervoor onvoldoende. [2]
8.4.
Alle voornoemde omstandigheden samen genomen, en in het licht van de zorgplicht voor minderjarigen, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris in het geval van eiser verder onderzoek in de vorm van medisch leeftijdsonderzoek had moeten verrichten. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen en de staatssecretaris heeft onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat in eisers geval van de in Spanje geregistreerde geboortedatum kon worden uitgegaan. De staatssecretaris heeft zich daarom ook onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Guinee.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is al om het voorgaande gegrond. Aan een bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank daarom niet toe. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en laat de rechtsgevolgen van dat besluit niet in stand.
9.1.
De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Deze vergoeding moet de staatssecretaris betalen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank deze kosten vast op € 1.750,--. Dit is 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 875,-- en een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 15 november 2023;
  • draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij de staatssecretaris de motivering van deze uitspraak moet betrekken;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 1.750,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 26 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2659 en van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.
2.Zie de voornoemde uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022, overweging 4.