ECLI:NL:RBDHA:2024:12949
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse nationaliteit houder. De minister van Asiel en Migratie had op 15 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 29 juli 2024 is opgeheven, maar dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing.
De rechtbank heeft eerder, op 11 juli 2024, de rechtmatigheid van de maatregel getoetst en vastgesteld dat er tot 5 juli 2024 zicht op uitzetting was. Eiser stelde dat de minister eerder had moeten inzien dat er geen zicht op uitzetting was, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld en dat eiser niet voldoende medewerking had verleend aan zijn uitzetting. De rechtbank concludeerde dat de maatregel tot aan de opheffing rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.